Monoloog: Said Boutahar
Said Boutahar (21) sleet zijn jeugd in de straten van Rabat en Rotterdam op zoek naar sparringpartners. In Kralingen vormde hij met onder anderen Robin van Persie zelfs de schrik van de buurt. De middenvelder doorliep de opleiding van Feyenoord, maar de toenmalige technisch directeur Rob Baan bevond hem te licht voor het eerste elftal. Nu staat de strateeg van RKC Waalwijk opeens in de belangstelling van Glasgow Rangers.
Samen met Robin van Persie, Mounir El Hamdaoui die nu spits is bij Excelsior en mijn broertje vormde ik vroeger een team op een pleintje in de Rotterdamse wijk Kralingen. We waren echte straatkatten, iedere uitdaging om tegen een ander groepje te spelen namen we aan. We voetbalden als jochies van elf jaar geregeld tegen kerels van 24. De verliezer moest na afloop een flesje drinken betalen. Als ik nu terugkijk, heb ik daar heel veel geleerd. Hoe meer je doet, hoe meer je ervoor terugkrijgt, zeg ik altijd. Of het nu op de straat of het veld is. Techniek, omschakeling, anticiperen, één keer raken; het zit allemaal in straatvoetbal. Die kwaliteiten neem je mee het veld op en kun je daar perfectioneren.
Wij zijn van jongs af aan met elkaar opgegroeid. Die vriendschap ontstond heel natuurlijk. Je ziet de ander voetballen en dan groeit er iets, misschien is het wel een bepaald begrip voor elkaars capaciteiten. Zonder wat af te spreken zagen we elkaar iedere dag en groeide de vriendschapsband. We hadden toen al dezelfde opvattingen over voetbal. Vorige week keken we nog samen naar de Champions League. Als we dan een speler met een bal iets onnatuurlijks maar in onze ogen geniaals zagen doen, knikten we even. Bij wedstrijden van Real Madrid en AC Milan zitten we samen te genieten. Een speelwijze die is gebaseerd op techniek, clubs die graag alles voetballend willen oplossen en het balletje makkelijk laten gaan.
Ik weet niet of het Nederlandse voetbal zover achterblijft zoals anderen doen vermoeden. Als ik zie welke spelers er bij Ajax allemaal doorbreken, dan is het zo slecht nog niet gesteld met de toekomst. Talent is er voldoende, alleen kom je daar niet meer zover mee. Tegenwoordig moet je ook sterk zijn en de discipline hebben om je zwakke punten te verbeteren. Spelers moeten compleet worden én veel inhoud hebben. Ik kan wel goed voetballen, maar moet mezelf meer trainen op het fysieke en conditionele vlak. Ik moet me dwingen tijdens een training over de limiet heen te gaan. Daarom trek ik na afloop altijd nog een paar sprintjes voor mezelf. Wie creatief en beslissend wil zijn, moet ook overeind kunnen blijven in het laatste halfuur van de wedstrijd.
Ik ben in Nederland geboren, maar ben daarna teruggekeerd naar Marokko waar ik tot mijn zesde heb gewoond. Ik weet dat ik toentertijd al op de straten in Rabat bezig was met voetballen. Destijds daagden we al andere groepjes uit. We probeerden een klein geldbedragje in te leggen en de winnaar kreeg de hele pot, om er vervolgens chocolaatjes voor te kopen. Toch vreemd dat je daar al op zon jonge leeftijd mee bezig bent. Mijn familie komt oorspronkelijk uit het noorden van Marokko. De helft van het land bestaat uit Arabieren, de andere helft zijn berbers, een gemeenschap die veelal op het platteland leeft. De laatste keer dat ik in de bergen was is alweer acht jaar geleden. De tijd lijkt er te hebben stilgestaan, er zijn weinig huizen en heel veel rust. Toen mijn vader een baan in een fabriek in Zwijndrecht kreeg, zijn we teruggekeerd naar Nederland. Mijn oom, die helemaal voetbalgek is, had mijn moeder geadviseerd me meteen aan te melden bij een club.
Zodoende ben ik bij SDV in de Fjes begonnen. Maar toen die club voor een deel failliet ging, heb ik mezelf op mijn negende aangemeld voor een Open Dag bij Excelsior. Ik werd aangenomen en kwam uiteindelijk in de E2 terecht, op het moment dat Van Persie in de E1 speelde. Zijn vader was leider van dat elftal en Robin attendeerde hem op mijn kwaliteiten. Hij kende me natuurlijk al van de straat. Ze zijn een keer naar me komen kijken en sindsdien zat ik bij hem in het team.
Op mijn vijftiende vertrok ik naar Feyenoord. Ik was weliswaar nog eerstejaars B-junior, maar wilde alleen komen als ze me in de B-stichting (voor tweedejaars B-spelers, red.) zouden plaatsen. Dat vond de club goed, maar ze wezen me er wel op dat er meer concurrentie zou zijn. De eerste twee wedstrijden begon ik dan ook op de bank, maar tegen NEC viel ik in bij een 1-2 achterstand. Ik maakte de gelijkmaker en gaf vervolgens ook nog de assist voor de winnende treffer. Sindsdien kreeg ik een basisplaats. Waar ik vooral aan moest wennen was de intensiteit. Ik ging van drie keer trainen in de week naar zes keer. Toch voelde ik dat ik door de extra arbeid mezelf ontwikkelde.
Vanaf het moment dat Henk van Stee betrokken werd bij de jeugdopleiding van Feyenoord is het snel met mij gegaan. Hij zag me in de B-junioren spelen en wilde me meteen naar de A-stichting halen. Ik vond het een goed idee, want voor mijn gevoel was ik al uitgeleerd. Je merkte bij de komst van Van Stee ook dat de opleiding veranderde. Zijn filosofie was dat niet alleen de ontwikkeling van de speler belangrijk was, maar ook de prestaties van de selectie. Daardoor word je ook mentaal sterker.
Bij de A-junioren beleefden we gouden tijden. In mijn eerste jaar eindigden we nog als tweede, maar de twee seizoenen erna behaalden we telkens het landskampioenschap. Ik speelde met jongens zoals Leonardo, Gill Swerts, Glenn Loovens, Robin van Persie, Steve Olfers en René van Dieren. Ik weet niet waarom niemand van die ploeg echt is doorgebroken in het eerste elftal van Feyenoord. Die vragen moet je stellen aan mensen die dat hebben bepaald. Ik vind het wel jammer dat we geen echte kans hebben gekregen. Ik kan ook niet vertellen of ik het niveau zou aankunnen, want dan moet je wel eerst de mogelijkheden hebben gehad om het te laten zien. Waarom niet een jong talent een kans geven in het eerste en hem bij een slechte wedstrijd een paar weken laten staan? Dan kun je altijd nog zeggen dat iemand niet goed genoeg is. Uiteindelijk ben ik slechts blijven steken op twee invalbeurten.
Feyenoord vond dat ik eerst nog ervaring moest opdoen bij Excelsior. Eerst zag ik dat niet zitten, omdat ze nog in de eerste divisie speelden. Pas na de promotie in 2002 ben ik akkoord gegaan. In het begin ging het moeizaam. Ik was teleurgesteld dat ik van De Kuip naar Woudestein moest vertrekken. Voor mijn gevoel had ik me bij een goede subtopper beter kunnen ontwikkelen. Ik wilde laten zien dat ik óók kwaliteiten had. Het was een mooie tijd, alleen hadden we veel te veel jonge jongens in de groep. Met een paar routiniers kun je je nog beter ontwikkelen, maar bij Excelsior was de balans niet goed. In sommige wedstrijden waren we te speels en veel te aanvallend ingesteld. Daardoor degradeerden we uiteindelijk. Maar met negen doelpunten en zes assists heb ik een goed gevoel aan dat seizoen overgehouden. Dan heb je het bij een club zoals Excelsior, dat tegen degradatie streed, niet slecht gedaan. Verder ben ik in dat jaar mentaal een stuk sterker geworden.
Na afloop van vorig seizoen hoopte ik dan ook op een terugkeer naar Feyenoord. Mijn zaakwaarnemer had een gesprek met de toenmalige technisch directeur Rob Baan gehad, maar die vertelde dat ik niet constant genoeg had gepresteerd en kwam verder met nog meer vage argumenten. Ze wilden me nóg een jaar bij Excelsior stallen. Wie zoiets hoort, weet al genoeg. Ik heb ook geen idee hoe ze erbij komen dat ik niet constant had gepresteerd, want ik was bij vijftien doelpunten betrokken geweest. Bovendien vraag ik me ook af wie tot zon oordeel is gekomen. Baan zat per slot van rekening niet iedere wedstrijd op de tribune en de mensen bij Excelsior waren tevreden over me.
Ik had geen zin nog een jaar op Woudestein te spelen, omdat ik me verder wilde ontwikkelen. Uiteindelijk betrok Feyenoord me in een ruil met Peter van den Berg. Hij vertrok naar Rotterdam, ik naar RKC Waalwijk. Dat was voor mij wél een club waar ik me graag wilde doorontwikkelen. De samenstelling van de spelersgroep is goed en met Martin Jol zit er een trainer die voetballers echt beter kan maken. De kracht van RKC Waalwijk is ook dat iedereen elkaar mag en er geen bepaalde politiek heerst waar je als speler geen grip op hebt.
Martin Jol heeft me dit seizoen heel erg geholpen, je merkt aan alles dat hij een vakman is. Jol wijst je vooral op de details van het spel: niet met je hoofd naar beneden lopen, de goede kant opdraaien, een bal met je andere been aannemen... Allemaal zaken die je als speler beter maken. Elke dinsdagmiddag geeft hij ook individuele trainingen. Voor de één is het loopwerk, de ander moet naar het krachthonk en de spitsen doen bijvoorbeeld afwerkoefeningen. En hij blijft net zo lang doorgaan totdat je zelf ook ziet dat het helpt. Dat heeft het bij mij zeker gedaan, want ik ben na ruim een half seizoen behoorlijk vooruitgegaan.
Mijn contract met RKC loopt af, maar de club had een eenzijdige optie van twee jaar. De termijn om die te lichten is inmiddels verlopen, dus ik ben nu transfervrij. Ik weet niet waarom RKC Waalwijk niet met me door wil. Wat ik begrepen heb is dat de club financiële problemen heeft. Het verbaasde me eerlijk gezegd wel.
Nu ik transfervrij ben, schijnt er veel interesse voor me te zijn. Ja, ik heb ook gelezen dat Jan Wouters, de assistent-trainer van Glasgow Rangers, naar me heeft geïnformeerd. Dat soort informatie is uiteraard leuk om te horen. Verder mag ik niet klagen over belangstelling van andere clubs. Nee, ik zeg niet welke. Natuurlijk heb ik ook gelezen dat Feyenoord me niet wil terughalen omdat ze Sebastián Pardo een betere speler vinden. Ik weet niet of dat zo is. Als zij dat vinden, dan moeten ze het maar zeggen. Maar ze kunnen natuurlijk ook niets anders naar buiten brengen. Het zou gek zijn als ze een eigen speler niet in bescherming nemen.
Toch houd ik me niet veel bezig met de vermeende interesse of eventuele toekomstplannen. Aan dromen heb je niets. Ik had vier jaar geleden een droom om in het eerste van Feyenoord te spelen, drie seizoenen later voetbalde ik bij Excelsior. Maar ik denk wel dat ik de kwaliteiten heb om de top te halen, alleen moet je het wel kunnen laten zien én een beetje geluk hebben. De mensen die op een hoger niveau bij een club zitten, moeten het beste met je voor hebben.