Guardiola-week in huize Heinen. Eerst Manchester City – Real Madrid. Een frontale botsing van twee strategieën. Weg was het razendsnelle van de wedstrijd in Madrid, weg was het gevoel dat voetbal slechts een enkele keer per jaar oproept: dat je hoopt dat het niet meer ophoudt, dat je je uitverkoren voelt dat je erbij bent, zelfs als je er helemaal niet bij bent. Wat overbleef was een judowedstrijd tussen twee zwaargewichten: City als de technisch vaardige judoka die vijf eeuwen aan worpen en grepen uitprobeert en Real als de massieve Bulgaar die niet van zijn plek te krijgen is. Je kijkt naar zo’n wedstrijd van vier minuten en je denkt: Ze doen niks. En aan het eind storten ze allebei uitgeteld op de tatami.
Zo ging het bij City – Real. Je zag pas hoe uitputtend het was geweest toen Bernardo Silva zijn penalty nam. Silva is een briljante voetballer wiens gebrek aan uitstraling soms als een wolk voor zijn talent schuift. Bovendien werkt hij hard, zó hard dat je er bijna argwanend van wordt. Andere sterren rennen niet achter iedere bal aan, draven niet 120 minuten lang over het hele veld. Daar hebben ze hun mannetjes voor. Bernardo Silva is zijn eigen mannetje.