Aankopen en solide defensie bezorgen Milan de titel
Voor het eerst sinds zeven jaar kroonde AC Milan zich weer tot beste ploeg van Italië. De ploeg van trainer Massimiliano Allegri kan na het gelijkspel bij AS Roma (0-0) niet meer achterhaald worden. Voetbal International blikt terug op het succesvolle seizoen.
Door de landstitel van Milan komt er een einde aan de hegemonie van stadgenoot Internazionale, dat sinds 2006 vijf keer op rij de Scudetto pakte. Voor de in 1899 opgerichte club betekent het de achttiende landstitel, maar pas de tweede deze eeuw. De kampioensploeg van de Rossoneri bevat drie Nederlanders: Mark van Bommel, Urby Emanuelson en Clarence Seedorf. Laatstgenoemde had het grootste aandeel in de titel van zijn club.
Daar waar Allegri voor de winterstop steevast speelde met drie aanvallers, veranderde hij de tweede competitiehelft zijn tactiek. Milan ging terug naar een systeem met twee spitsen, met Seedorf daarachter. Het bleek een gouden greep, want de aanvallende middenvelder hervond zijn vorm en maakte sinds februari ook drie belangrijke doelpunten. Zowel tegen Parma (thuis), Fiorentina (uit) en Sampdoria (thuis) ging het om de openingstreffer in een wedstrijd die uiteindelijk gewonnen werd. Van Bommel en Emanuelson kwamen pas in januari over van respectievelijk Bayern München en Ajax. Ook werd Antonio Cassano toen overgenomen van Sampdoria. Allegri en vice-president Adriano Galliani lieten weten dat de winterse transfers Milan de huidige voorsprong op de concurrentie hebben bezorgd. Het aantrekken van de drie was voor de selectie van de koploper de investering die nodig was: Van Bommel als vervanger in de basis voor de geblesseerde Andrea Pirlo en de andere twee nieuwelingen om de concurrentie in de breedte aan te wakkeren.
Ook doorslaggevend waren de uitstekende prestaties van de Milan-defensie dit seizoen, die slechts 23 treffers incasseerde. Nummer twee Inter kreeg er liefst zestien meer tegen. Dat terwijl Allegri lang niet altijd over een fitte achterhoede kon beschikken. Gianluca Zambrotta speelde door blessures slechts veertien competitieduels, waardoor de succesvolle achterhoede meestal bestond uit Christian Abbiati (doelman), Ignazio Abate, Alessandro Nesta, Thiago Silva en Luca Antonini. Vooral het centrale verdedigingsduo bestaande uit Nesta en Thiago Silva was ijzersterk dit seizoen. Voorin maakten Zlatan Ibrahimovic, Robinho en Pato het verschil. Ibrahimovic, die werd overgenomen van Barcelona, scoorde in 28 wedstrijden veertien keer. Maar de Zweedse spits viel ook negatief op vanwege de acht gele en twee rode kaarten die hij incasseerde. Ook Pato scoorde veertien keer, maar had daar slechts 23 duels voor nodig. De van Manchester City gekochte Robinho maakte twaalf doelpunten in 31 wedstrijden.
Allegri liet zijn ploeg op de juiste momenten pieken, zoals in de wedstrijden tegen Inter. De tien voorgaande edities van de Derby della Madonnina leverden slechts drie zeges op. Vorig seizoen bijvoorbeeld, toen de stadgenoot de treble won, verloor Milan zowel uit als thuis. Deze jaargang was dat anders: in november wonnen de Rossoneri de uitwedstrijd en in april - toen Inter bezig was met een indrukwekkende inhaalrace - nam Milan een voorschot op de landstitel door de aartsrivaal met liefst 3-0 te verslaan en daarmee de voorsprong te vergroten. (Arjan van den IJssel) Foto's: VI Images