Column Engels voetbal: geluk zit in de geur van gras
Tom van Hulsen, operationeel hoofdredacteur van Voetbal International, schrijft voor VI.nl iedere zaterdag een column over het Engels voetbal.
Een van mijn mooiste voetbalherinneringen was die keer dat ik als allereerste in het stadion van Haarlem was. Voor de zekerheid had ik twee bussen eerder genomen dan strikt noodzakelijk, omdat ik van de bekerwedstrijd tegen FC Utrecht geen minuut wilde missen. Veel te vroeg kwam ik aan bij de kassa’s, die net open gingen. Nadat ik een kaartje had gekocht liep ik langs de patatkraam, waarvan de luiken nog gesloten waren, en stapte de geheel lege lange zijde op, aan de overkant van de hoofdtribune. De neergaande lentezon scheen nog over het veld. Geen suppoost, geen speler, geen terreinknecht. Ik in een echt voetbalstadion. Dat was geluk.
Het stadion van Haarlem had niet misstaan in de lagere Engelse leagues, maar dat wist ik toen nog niet. Ik werd eraan herinnerd toen ik deze week op het Twitter-account van The League Magazine een oude poster voorbij zag komen van het stadion van Leyton Orient (foto). Twee jaar geleden bezocht ik daar een wedstrijd tegen Notts County. Het stadion was inmiddels wat verbouwd, maar nog steeds ademde het een en al voetbal. In de hoeken van het veld waren appartementen gebouwd. De mensen die daar woonden zaten op hun balkon ter hoogte van de cornervlag gratis de wedstrijd mee te kijken. Als je voor de hoofdtribune langsliep en je leunde over de reclameborden ver voorover, dan kon je het gras aanraken. En als je een handtekening wilde van een van de spelers, riep je ze gewoon even. De wedstrijd zelf was er één zoals je die uit een lagere Engelse divisie voorstelt: kick and rush, veel gevloek – ook vanaf de tribunes - en in de rust een onvermijdelijke pint, die in de tweede helft een al even onvermijdelijk sanitair uitstapje tot gevolg had. En opnieuw gevloek vanaf de tribunes. De uitslag ben ik alweer vergeten, maar wat blijft hangen is de gelukzalige geur van het gras. Zo dicht op het veld als bij Leyton Orient ben ik tijdens een wedstrijd zelden meer geweest.
Bij Southend United werd ik eens door de smalle gangen naar de kleedkamer van de thuisploeg geleid, waar ik al snel in de gaten kreeg dat niet alleen in Nederland Midalgan wordt gebruikt. Vanaf de massagetafel kwam de doordringende geur je tegemoet. Hoe dan ook: de geur van voetbal. Toen de spelers in colonne door de gang het veld opliepen klonk het geklik van de noppen op de betonnen vloer. Een onvergetelijk moment. Bij Portsmouth zag ik in de hoek van het stadion eens een hek openstaan en even later stond ik bij de cornervlag, aan de rand van een zonovergoten veld op een verlaten Fratton Park. Tot een boze suppoost me weg kwam jagen. Van de wedstrijd van die avond weet ik weinig meer, maar dat beeld bij die cornervlag heb ik nog helder voor ogen.
Voetbal draait uiteindelijk niet om de uitslag. Het gaat om het randgebeuren. Mijn allereerste Engelse wedstrijd was er één van Manchester United, op Old Trafford. Tijdens een rondleiding stonden we aan de rand van het veld, voor de boxen waar de reservespelers en de trainers plaatsnemen en de gids vertelde iets over de blindentribune waarop voor die mensen tijdens de wedstrijd live verslag wordt gedaan van wat er zich vlak voor hen afspeelt. Dat moment én de aanblik van die rode zee aan stoeltjes vergeet ik nooit; in tegenstelling tot de uitslag van de wedstrijd tegen Norwich City een dag later.
Wellicht is mijn liefde voor Engels voetbal en de Engelse stadions ontstaan op die 31ste maart 1982. Haarlem-FC Utrecht, lees ik terug in de verslagen uit die tijd, werd bezocht door vierduizend mensen. Het werd 0-0. Zelfs Ruud Gullit wist voor Haarlem niet te scoren. Maar dat was ik alweer vergeten.