De Colombiaanse talentenfabriek van Sánchez, Cassierra en Orejuela
In Nederland kennen we Colombia als het land van de salsa en drugsbaron Pablo Escobar. Ajax heeft het land inmiddels ontdekt als kweekvijver van talent. Zowel Davinson Sánchez, Mateo Cassierra als Luis Orejuela komt uit Cali, de derde stad van Colombia met als bijnaam El Sucursal del Cielo (Het Filiaal van de Hemel). Het is ook de stad van Deportivo Cali en América, twee van de grootste en populairste clubs van het land. Op zoek naar het geheim van Cali.
De eerste bij Ajax
‘Ajax doet het slim, hoor, door de laatste tijd zo goed in Colombia te kijken. Er is zó veel talent hier. Dat was altijd al zo, maar pas de laatste jaren ziet de rest van de wereld het. En nu dus ook in Amsterdam’, zegt voormalig Ajacied Daniel Cruz (36), terwijl hij zijn blinkend zwarte Mini Cooper – met in Belgische kleuren uitgevoerde achtervleugel – behendig door de straten van Cali stuurt. Officieel heeft de stad zo’n 2,5 miljoen inwoners, maar schattingen gaan uit van ongeveer het dubbele. En allemaal lijken ze een auto te hebben en het rijbewijs daarbij als gratis bonus te hebben gekregen. Toeterend, zigzaggend, hard rijdend en laat remmend, is het een wonder dat er niet op elk kruispunt een aanrijding plaatsvindt.
Cruz volgt de gangen van zijn landgenoten bij Ajax met bovenmatige interesse. Hijzelf was in 1998 de eerste Colombiaan bij de club. Als zeventienjarige talentvolle middenvelder streek hij neer in Amsterdam. Hij begon in de A1, zat onder trainer Co Adriaanse en daarna Ronald Koeman drie seizoenen bij de A-selectie, maar brak vanwege een paar zware blessures nooit door in De Arena. Daarna kende Cruz zijn beste jaren in België bij Beerschot en Lierse SK. Toch is de liefde voor Ajax nooit verdwenen, blijkt uit de vragen die hij meteen stelt: ‘Hoe is het met Aron Winter? Wat doet hij tegenwoordig? Waar zit John van ’t Schip? Heeft Johan Neeskens nog een club? En Richard? Richard Witschge? Wat doet hij? Ik hoorde dat hij een bar heeft. Is dat zo? En David Endt? Hij is niet zo fijn vertrokken, hè? Wat doet hij nu? Zo’n fijne man. En Jan Olde Riekerink? Hij was mijn trainer in de A1, ik heb veel aan hem gehad. En wat is er van Brutil Hosé geworden? Die was zó goed, weet je dat?’
‘Ach ja, Ajax... Ik heb er veel pech gehad met mijn blessures en Koeman zag het ook niet zo in mij zitten. Het had mooier kunnen zijn dan het uiteindelijk was. Maar ik denk toch met een heel goed gevoel terug aan mijn drie jaar bij de club, ik ben er trots op dat ik voor Ajax heb mogen spelen. Toch een grote club, in Colombia heeft Ajax nog altijd een bijzondere klank. We hadden goede spelers ook in die tijd. Rafael van der Vaart, Andy van der Meijde. Maxwell. Zlatan... Ja, Ibra! Wát een enorm talent. We konden goed met elkaar opschieten, woonden bij elkaar in de buurt in Diemen en trokken veel met elkaar op.’
Als nieuwe speler bij Ajax moet je er meteen staan, ik denk dat Colombianen daar goed mee overweg kunnen. Je hebt het gezien met Davinson Sánchez
Uit eigen ervaring weet Cruz waaraan zijn landgenoten in Amsterdam moeten voldoen. ‘Presteren. Winnen. Met goed voetbal. Dat is Ajax. Als nieuwe speler moet je je aanpassen en wennen, maar bij Ajax krijg je die tijd eigenlijk niet. Je moet er staan als ze je nodig hebben. Ik denk dat de Colombianen door hun mentaliteit daar goed mee overweg kunnen. Veel jonge talenten hier komen uit moeilijke omstandigheden. Armoede, criminaliteit, drugsgebruik; als je daartussen opgroeit, word je wel gehard. Het voetbal is een kans op een beter leven. Voor jezelf, maar ook voor je familie. Dat zorgt voor een bepaalde overlevingsdrang en mentale kracht.’
Het is het Zuid-Amerikaanse ‘gif’ dat directeur spelersbeleid Marc Overmars van Ajax zegt te zoeken. Daarom stropen de scouts van de club de Colombiaanse en Braziliaanse velden af, speurend naar brille én standvastigheid, als toevoeging aan de soms wel erg naïeve Hollandse frivoliteit. Cruz snapt het wel. ‘Je hebt het gezien met Davinson Sánchez. Die stond er meteen, liet zich niet van de wijs brengen door het cultuurverschil, het andere type voetbal of het taalprobleem. Boem, onverstoorbaar, direct goed en sterk. Met hem heeft Ajax een heel goede deal gemaakt. Relatief goedkoop gekocht en na een jaar alweer met dikke winst weg. Jammer voor Ajax dat ze niet langer van hem hebben kunnen profiteren. Maar ja, zo is het voetbal tegenwoordig. Als er zoveel geld mee gemoeid is, is zoiets gewoon niet tegen te houden.’
Acht operaties
Vier jaar geleden stopte Cruz met voetballen, na nog wat korte omzwervingen langs Dallas, Deportivo Cali in zijn geboortestad en Beveren. Aan zijn wat gemankeerde loopje is te zien waarom het niet meer ging. ‘Acht operaties’, zegt hij enigszins bedrukt. ‘Mijn enkel, mijn knie vooral. Kraakbeenslijtage. Tja, dan houdt alles op. Ik voetbal hier nog twee keer per week met vrienden, want ik kan het niet missen. Op van die synthetische veldjes. Funest voor je lichaam, ik barst steeds van de spierpijn. Maar ik vind het te leuk. Voetballen is en blijft het allermooiste wat er is.’
Niet zo gek ook. Het voetbal is hem met de paplepel ingegoten door zijn vader, de Argentijnse oud-prof José Luis Cruz, die voor River Plate speelde en uiteindelijk in Cali bij América belandde. ‘Hier leerde hij mijn moeder kennen en hij is nooit meer weggegaan’, zegt Cruz junior lachend. Senior begon na zijn carrière de voetbalschool Academia Tucuman, genoemd naar zijn geboortestreek in Argentinië. Daar werd de basis gelegd voor de loopbaan van zijn zoon, net zoals nu de zevenjarige zoon van Daniel Cruz traint op de school van zijn opa. Trots toont de ex-Ajacied wat filmpjes op zijn telefoon van Massimo. Op het schermpje verschijnen schitterende dribbels en prachtige goals. ‘Mijn vader zegt dat hij veel beter is dan ik op die leeftijd was. Massimo heeft het al helemaal uitgestippeld voor zichzelf. Eerst naar América, daarna Paris Saint-Germain en Real Madrid. En dan naar China. Om echt geld te verdienen, zegt-ie. Mijn loopbaan vindt hij eigenlijk maar niks. “Papi”, zeg hij dan, “de enige behoorlijke club waar je hebt gespeeld is Ajax. Van de rest heeft nog nooit iemand gehoord”, haha.’
Mateo Cassierra is een spits die ruimte nodig heeft en bij Ajax heb je die niet
Sinds Cruz is gestopt en met vrouw en zoon terugkeerde in Cali, geniet hij vooral van het leven. Hij ‘doet wat met onroerend goed’, zoals hij het noemt, trekt veel op met zijn gezin en kijkt voetbal. De Colombianen van Ajax heeft hij vaak zien spelen. Sánchez in de jeugd van América, voordat Atlético Nacional de verdediger vastlegde. Mateo Cassierra en Luis Orejuela zag hij vaak bij Deportivo Cali. ‘Mateo was hier echt heel goed, maar bij Ajax komt hij moeilijk aan de bak. Hij is misschien niet het type speler voor Ajax. Cassierra is een spits die ruimte nodig heeft en bij Ajax heb je die niet. Orejuela hebben ze wél heel goed gezien. Snoeihard en snel als verdediger, maar ook rustig aan de bal en met overzicht. Hij is vooral aanvallend gevaarlijk, ziet waar de openingen liggen. Orejuela maakt anderen beter, hij heeft alles om de top te halen. Je kunt hem een beetje vergelijken met Santiago Arias van PSV, maar ik denk dat Orejuela nog veel beter kan worden.’
Voetbal op kerktijd
Zondag 10.15 uur. Niet echt een gekend tijdstip voor een voetbalwedstrijd. Zeker niet in het zwaar katholieke Colombia, waar de zondagmorgen bestemd is voor de kerkgang. Maar op deze augustusochtend staat in Cali toch echt de Colombiaanse klassieker tussen América en Millionarios uit de hoofdstad Bogotá op het programma. Geen bier en geroosterd vlees dat ’s middags of ’s avonds traditioneel het stadion-bezoek omlijst, maar koffie, croissantjes en vruchtensap. Of een cholada, een verse fruitsalade met mierzoete siroop en schaafijs, een lokale specialiteit die langs de straten rond Estadio Olímpico Pascual Guerrero massaal wordt verkocht.
Eigenlijk had burgemeester Maurice Armitage van Cali het duel helemáál willen verbieden wegens een te hoog veiligheidsrisico. Rondom het voetbal hebben zich in de stad de afgelopen maanden diverse grote supportersrellen afgespeeld, met als dieptepunt hevige onlusten tijdens de derby tussen América en Deportivo, eind mei in hetzelfde stadion. Fans van de harde kernen van beide clubs braken door afzettingen heen naar andere tribunedelen en gingen op het veld met elkaar op de vuist. Buiten het stadion vielen schoten, de politie trad met traangas op om de orde enigszins te herstellen. De balans: ernstige vernielingen in en om het stadion en meer dan twintig gewonden. Voor straf moesten beide ploegen een aantal wedstrijden achter gesloten deuren afwerken. Daardoor werden de afgelopen weken onder meer de anders zo vurige stadsderby’s in de kwartfinale van het nationale bekertoernooi in ijzig lege stadions afgewerkt.
Op de laatste dag van het jaarlijkse achtdaagse muziekfestival Petronio Alvarez heeft Armitage zijn politietroepen hard nodig op andere plekken in de stad, zodat hij het voetbal het liefst compleet schrapt. Even geen extra ellende, denkt de burgemeester, die zich regelmatig hard opstelt richting de rellende fans. ‘Voetbal hoort een feest te zijn voor de toeschouwers, de spelers, de stad, vaders, moeders, kinderen. Dit soort excessen tolereer ik niet. Als die jongens die voor de ellende zorgen zich niet kunnen gedragen en de georganiseerde supportersgroepen de criminelen tussen hen er niet uit weten te halen, dan spelen we maar even niet’, aldus Armitage na de excessen in mei.
Colombia en geweld, ze zijn bijna onlosmakelijkaan elkaar verbonden. Het bloedvergieten door drugsbendes is weliswaar niet meer zo hevig als in de jaren tachtig en negentig, en het gewapende conflict met de communistische guerillabeweging FARC loopt op zijn einde, toch wordt het land nog bijna dagelijks opgeschrikt door bomaanslagen, kidnappingen, moorden en berovingen. Vorig jaar bedroeg het aantal moorden per 100.000 inwoners 25,2. Dat is flink lager dan in het begin van de jaren tachtig, toen het boven de 80 uitkwam, maar hoger dan het gemiddelde voor Zuid-Amerika, nog steeds ’s werelds meest gewelddadige continent.
Cali is dan weer de meest moorddadige stad van Colombia met 53,8 doden per 100.000 inwoners. Dat is een halvering sinds 2010, maar wel ongeveer twee keer het landelijk gemiddelde. De criminaliteit en het zware geweld, nog altijd vooral veroorzaakt door drugsbendes, maken de stad op veel plaatsen zeer gevaarlijk. Vele wijken zijn no go areas, zeker ’s avonds en te voet. Op veel plaatsen, vooral in het noorden en zuiden van de stad, leven arm en rijk volstrekt afgescheiden van elkaar. Afgeschermd door hoge hekken en met zwaarbewapende beveiligers voor de toegangspoort, verschansen de welgestelde caleños zich hun in luxueuze condominiums, onbereikbaar voor hen die kwaad in de zin hebben. De zeer opzichtig aanwezige politie, uitgerust met mitrailleurs en vlug met het trekken van pistolen, zorgen voor een sfeer van angst en gevaar in de stad.
Drugsbendes regeren de harde kernen van de clubs, ze controleren de zwarte handel en bedreigen spelers, trainers en clubbestuurders
Het voetbal is eveneens vergaand gecriminaliseerd. Drugsbendes regeren de harde kernen van de clubs, de zogenoemde barras bravas. Ze controleren de zwarte handel en bedreigen spelers, trainers en clubbestuurders. Supportersgeweld richt zich niet alleen tegen fans van andere clubs, maar ook op rivaliserende groepen binnen de eigen club. Omdat in Colombia vuurwapens zo’n beetje binnen ieders bereik zijn, gaan rellen vaak gepaard met schietpartijen. Sinds 2011 vielen rondom voetbalwedstrijden 89 doden. Vorige week was er een conferentie over het supportersgeweld in Colombia, met club-bestuurders, de burgemeesters uit de speel-steden van de hoogste afdeling en bestuurders van Dimayor (de overkoepelende organisatie die de hoogste twee Colombiaanse competities en het bekertoernooi organiseert). Tijdens die bijeenkomst werden nieuwe veiligheidsmaatregelen afgesproken. Zo moeten alle fans van de grootste risicoclubs in Bogotá, Barranquilla, Medellin en Cali nog deze competitie een clubkaart krijgen die nodig zal zijn om de stadions te betreden.
Vijf controleposten
Ook op deze zo vredig lijkende zondagochtend, waar kerkpsalmen vermengd met de in Cali altijd en overal klinkende salsamuziek door de lucht waaien, is de beveiliging enorm. Voordat je eindelijk op je plaats zit, moet je vijf controle-posten langs. Eerst checkt een beveiliger je kaartje en identiteitsbewijs (zonder kom je niet binnen), dan fouilleert een agent van de nationale politie je, waarna een volgende beveiliger je met een metaaldetector langsgaat. Ben je daar eenmaal voorbij, dan wordt je id nog eens gescand en moet je een vingerafdruk afgeven. Gaan de alarmbellen vervolgens nog steeds niet af, dan mag je de trappen van het stadion op, scant een ouderwetse suppoost met een modern tintje je kaartje en kun je gaan zitten. Bij een middag- of avondwedstrijd komt daar nog eens een alcoholcontrole bij. Prettige wedstrijd!
‘Toch werkt het wel’, zegt América-supporter Jefry Landazuri, terwijl hij zijn ploeg naar een 0-0 ziet ploeteren. ‘Ik heb vandaag mijn zoon bij me en dat doe ik anders nooit. Te gevaarlijk. Meer mensen doen hetzelfde, je ziet vandaag veel meer ouders met kinderen dan anders. Om tien uur ’s morgens zijn mensen toch gewoon veel minder agressief.’
Dat is maar deels waar, lijkt het. De fans van América zijn al weken niet tevreden over het spel van hun ploeg en ook nu klinken regelmatig niet zachtzinnige teksten. Vooral moeders van de spelers moeten het ontgelden, met verwijzingen naar hun veronderstelde beroep. Na de promotie van vorig jaar, na vier seizoenen in de tweede divisie, staat de populairste club van Colombia er op de ranglijst niet eens zo slecht voor. América is een aardige middenmoter en maakt nog steeds kans op de play-offs om het kampioenschap. Maar door een merkwaardig rekensysteem, waar ook de resultaten van de laatste jaren en ingewikkelde coëfficienten aan te pas komen, dreigt tegelijkertijd degradatie.
Cali is de meest moorddadige stad van Colombia met 53,8 doden per 100.000 inwoners. Een halvering sinds 2010, maar ongeveer twee keer het landelijk gemiddelde
Jefry zegt de verklaring voor de magere prestaties te kennen. ‘Ik werk bij Citibank’, zegt hij, terwijl hij zijn visitekaartje uit zijn achterzak vist. ‘Ik weet wel iets van cijfers. In de jaren tachtig en negentig was América schatrijk, omdat de club werd gefinancierd door de gebroeders Miguel en Gilberto Rodriguez, de machtige bazen van het drugskartel van Cali. Maar doordat zij bij de club betrokken waren, kwam América in 1996 op de Clinton Lijst terecht.’ In de strijd tegen de internationale drugshandel definieerde de Amerikaanse president Bill Clinton in 1995 een lijst van personen en bedrijven die waren gelieerd aan de drugshandel. Wie op de Clinton Lijst stond, kon nauwelijks nog financiële transacties afsluiten. ‘Daardoor kon América lange tijd geen grote sponsors aantrekken of nieuwe spelers halen’, vervolgt Jefry. ‘Het was het begin van een enorme financiële chaos bij de club.’
Die chaos leidde tot een schuld van meer dan twintig miljoen euro en in 2011 uiteindelijk tot degradatie. Twee jaar later pas werd América geschrapt van de Clinton Lijst. In 2015 kocht de schatrijke ondernemer Tulio Gómez de club waarvan hij al zijn leven lang fan was, van het geld dat hij had verdiend met de verkoop van de grote supermarktketen Inter. ‘Pas sindsdien gaat het financieel beter, er komen weer goede sponsors en we kunnen af en toe weer een speler kopen. De toekomst ziet er heus wel weer goed uit. Maar ja, supporters kijken alleen naar vandaag, hè. Wij willen gewoon dat América nú wint.’
De reddingsboei
Cali is een rauwe stad met rafelranden, zoveel is duidelijk. Miljoenen mensen leven in armoede, in een wereld die wordt overheerst door drugs en geweld. Weggestopt in sloppenwijken van lekkende huizen met golfplaten daken rond het centrum of geplakt tegen de bergen die de stad omzomen. Voetbal is dan een uitlaatklep of bron van inspiratie. Op krakkemikkige betonnen pleintjes trappen duizenden kinderen tegen een bal, de zwaarbewapende drugskoeriers als enige toeschouwers. En allemaal willen ze een van hun beroemde landgenoten zijn als James Rodríguez, Radamel Falcao, Carlos Bacca of Juan Cuadrado.
Wie geluk heeft, kan terecht op een van de meer dan honderd voetbalscholen in Cali. Veelal gesitueerd aan de groene noord- of zuidranden van de stad, met klinkende namen als Camp Nou, Maracanã of Morumbi. Soms opgericht door oud-profs, zoals voormalig international John Lozano, die een paar jaar geleden een aantal velden openstelde voor de kansarme jeugd van Cali. Ook internationale topclubs als Real Madrid, AS Roma en Boca Juniors hebben scholen in de stad, om zo dicht mogelijk bij het enorme talentenaanbod te zitten.
‘De voetbalscholen zijn de reddingsboei voor heel veel jongens en tegenwoordig ook meisjes die dromen van een grote carrière als topspeler. Ze zijn een kans om te ontsnappen aan hun misère’, zegt Alejandro Patiño, trainer van Club Deportivo Escuela de Fútbol Carlos Sarmiento Lora, een van de meest succesvolle voetbal-scholen van Colombia. Grote spelers als Faustino Asprilla, Mario Yepes en Faryd Mondragón kwamen voort uit de opleiding die kortweg Sarmiento Lora heet. Verspreid over Colombia, Zuid-Amerika en Europa spelen diverse voetballers met roots op de fameuze voetbalschool in Cali. Vandaag is Yeison Tolosa (18) het kroonjuweel. De aanvaller loopt momenteel stage op La Másia, de jeugdopleiding van FC Barcelona. ‘Als eerste Colombiaan ooit’, zegt Patiño trots.
Op de velden van de school op het immense complex La Troja in het zuiden van de stad, een tijdelijk onderkomen in afwachting van het eigen complex in Noord-Cali dat momenteel wordt gerenoveerd, spelen zo’n duizend kinderen in twee categorieën: academia en elite. In dat laatste segment, verdeeld over vijf leeftijds-groepen vanaf acht tot en met zeventien jaar met elk dertig jonge talenten, spelen logischerwijs de besten. Zij hoeven ook niets te betalen voor het lidmaatschap, terwijl voor toegang tot de academia, met zeven leeftijdsgroepen en al beginnend vanaf vier jaar, zo’n dertig euro per maand moet worden neergeteld. ‘Elke groep traint op dezelfde manier’, vertelt Patiño, ‘met wekelijks verschillende trainingsdoelen, volgens een centraal opgesteld programma. De jongsten drie keer per week en dat loopt geleidelijk op naar vier en vijf keer voor de twee hoogste leeftijdsgroepen. Met daarbij in het weekend een wedstrijd.’
De zoektocht naar ongepolijst talent begint al vroeg. ‘Eigenlijk al meteen in de groep van vierjarigen. Voetbal is voor de allerjongsten dan nog vooral een ongedwongen spel, maar je kunt op die leeftijd al wel zien wie een goed gevoel heeft voor de bal en er ook plezier in heeft. En soms zie je al geweldige dingen; die zijn niet te leren, daar zijn jongens mee geboren. In die jongste groepen kijken we wie er volgens ons geschikt zou kunnen zijn om over te hevelen naar de elitegroep als ze ouder zijn. Natuurlijk weet je van die jonge jongens niet of ze uiteindelijk de top halen en het zullen redden als prof. Daarvoor is meer nodig dan alleen techniek: tactisch inzicht, de juiste fysiek, mentale kracht en sociale vaardigheden. Dat brengen we op onze school allemaal in kaart en houden we bij in een computersysteem. Zo kunnen we van elke speler vanaf de eerste dag zijn vooruitgang en ontwikkeling beoordelen.’
De 25 trainers van de school staan niet alleen. Ook artsen, fysiotherapeuten, een voedingsdeskundige en een psycholoog maken deel uit van de begeleidingsstaf. Er wordt gewaakt over de schoolresultaten van de kinderen. ‘Voor degene met de beste cijfers op school hebben we een soort bonus, een paar voetbalschoenen bijvoorbeeld’, zegt programmadirecteur Alberto Granados. ‘Het voetbal mag niet ten koste gaan van de schoolprestaties. Zeker in de lagere sociale klassen, die ongeveer tachtig procent van onze leerlingen beslaan, komt regelmatig schooluitval voor. Dan gaan we meteen met de speler zelf, zijn ouders en de school in gesprek over de oorzaak. Die proberen we dan op te lossen. Soms hebben kinderen geen geld voor het vervoer naar school. Dan springen we bij. Hetzelfde doen we als we merken dat een kind thuis problemen heeft, als daar sprake is van geweld of in de omgeving.’
Verantwoordelijkheid
Patiño denkt wel te weten waarom Colombiaanse spelers tegenwoordig zo gewild zijn. ‘Om te beginnen omdat ze heel goed kunnen voetballen. Maar dat is niet alles. Ze hebben in hun ontwikkeling mentaal vaak veel moeten doorstaan. Armoede, criminaliteit. Maar sommige jongens komen van ver buiten de stad en gaan al op jonge leeftijd thuis weg om op een voetbalschool of bij een club in de opleiding te komen. Dan moet je sterk in je schoenen staan wil je niet door heimwee worden bevangen en terugkeren naar huis. Daarnaast hebben de jongens van nu echte voorbeelden aan wie ze zich spiegelen en optrekken. De Colombiaanse voetballers die nu in de top spelen zijn het bewijs dat het kán, echt doorbreken. Als je er maar alles aan doet. Dat stimuleert enorm.’
Granados voegt nog een niet onbelangrijke reden toe aan de aantrekkingskracht van de Colombiaanse talenten: de prijs. ‘Ze zijn relatief goedkoop, zeker in verhouding tot vergelijkbare spelers uit bijvoorbeeld Brazilië. En door het systeem van de voetbalscholen zijn buitenlandse clubs talenten al op jonge leeftijd op het spoor. Scouts weten ons en andere goede scholen wel te vinden, wij zitten overal in de kaartenbakken. En de clubs halen de spelers rechtstreeks bij de bron, dat is ook gunstig voor de prijs.’
Dan wijst Patiño naar een groepje spelers dat bezig is aan een partijspel. ‘Kijk eens goed naar hun shirts’, zegt hij. Op de achterzijde van de groene en witte tricots staat behalve een rugnummer ook een tekst, op elk shirt een andere. Beleefdheid, staat er op de een. Discipline op de ander. Weer een ander shirt draagt de tekst solidariteit. ‘Op die manier willen we de jongens bijbrengen dat het leven niet alleen maar draait om voetbal en per se de beste moeten zijn. Bij de uitreiking van de shirts maken we daar echt een onderwerp van. Onze school staat voor meer dan alleen voetbal. Beleefdheid, saamhorigheid, verantwoordelijkheidsgevoel. Daar werken we ook aan door de jongens bijvoorbeeld allemaal een bal te geven. Daar moeten ze goed voor zorgen, ze mogen ’m mee naar huis nemen, maar moeten ’m elke training wel meebrengen. Hetzelfde geldt voor water en fruit. Daarmee laten we zien dat jongens ook een grote eigen verantwoordelijkheid hebben. Dat soort dingen krijgt niet iedereen van huis uit mee.’
We willen de jongens bijbrengen dat het leven niet alleen maar draait om voetbal en per se de beste moeten zijn
Het is de filosofie die op Sarmiento Lora wordt gevat in het motto Vorm de man op en je maakt de voetballer, dat als hoger doel boven de opleiding hangt. ‘Natuurlijk, we zijn een voetbalschool en leiden voetballers op’, zegt Granados. ‘Het liefst zo goed mogelijk en voor de absolute top. Maar van de duizend kinderen die we binnen hebben, haalt maar een heel klein percentage echt die top. Dat betekent dat we de verantwoordelijkheid hebben ze ook op andere vlakken op te leiden en dingen te leren. Menselijke waarden zijn voor ons heel belangrijk. Daar hebben ze later altijd iets aan, ook als ze geen voetballer worden maar een ander beroep kiezen.’
Het zijn de waarden die diep verankerd liggen in de geschiedenis van de school, die in 1984 werd opgericht om te fungeren als jeugd-opleiding voor Deportivo Cali. De naamgever van de school, de in 1980 overleden ondernemer Carlos Sarmiento Lora, was zijn leven lang fan, mecenas en halverwege de vorige eeuw ook voorzitter van de club. Samen met zijn vrouw was hij de drijvende kracht achter de stichting die de sociale omstandigheden van de kinderen van Cali tracht te verbeteren. Na zijn dood werd de voetbalschool een ultiem eerbetoon aan de man die in Cali bekendstaat als de Don van het voetbal.
‘Sinds Deportivo Cali beschikt over een eigen jeugdopleiding, zijn de formele banden met de club doorgesneden’, aldus Granados. Maar de historische en gevoelsmatige binding is er nog altijd. Medewerkers van de club stappen regelmatig over naar de voetbalschool en vice versa. Deportivo Cali heeft ook min of meer de eerste keus als de school een bijzonder talent in huis denkt te hebben. ‘De informele band blijft. Maar we zijn wel onafhankelijk en kunnen net zo goed spelers naar andere clubs laten gaan. Dat hebben we ook nodig, voor het aanzien van de school en natuurlijk ook de inkomsten die we eraan overhouden. Al hoeven we geen winst te maken, dus alles wat binnenkomt steken we in de verbetering van de faciliteiten, de salarissen van onze trainers en de begeleidingsstaf.’
Om mee te kunnen praten, moet je ingelogd zijn met je VI-account.
Login