Gerald Vanenburg: ‘Met jong talent kun je als trainer heel veel bereiken’
Gerald Vanenburg (41) was succesvol jeugdtrainer van PSV, maar besloot dat het tijd was voor een nieuwe stap en stopte bij de landskampioen. De voormalige oefenmeester van Ismail Aissati en Ibrahim Afellay hoopt binnenkort aan de slag te gaan als hoofdcoach. In VI ontvouwt de oud-international alvast zijn voetbalvisie.
Veel van uw succesvolle generatiegenoten zijn al trainer in de top, zoals Ronald Koeman, Marco van Basten, Jan Wouters, Frank Rijkaard en Erwin Koeman. In hoeverre heeft u die ambitie ook?
‘Dat kriebelt bij mij natuurlijk ook enorm. Ik heb vorig jaar mijn diploma Coach Betaald Voetbal gehaald. Een contract bij een mooie club waar ik wat kan opbouwen, moet de volgende stap worden. Ik kon niet deelnemen aan de versnelde cursus (daarvoor kwam Vanenburg één Europese finale tekort, red.), maar ik ben blij dat ik het op deze manier heb gedaan. Ik heb toch best veel geleerd van mijn docenten Ronald Spelbos en Wim Koevermans. Natuurlijk kunnen ex-profs trainen en een wedstrijd doorzien, maar toch is het trainerschap een heel ander vak. Ik merkte gewoon dat ik nog heel lang dacht als een speler. In de laatste anderhalf tot twee jaar is dat veranderd; ik ben op een heel andere manier naar wedstrijden gaan kijken.’
Hoe dan?
‘Vroeger keek ik alleen naar de individuele acties. Nu kan ik veel gestructureerder denken. De acties moeten er natuurlijk wel zijn, maar ach, dat geloof je op zeker moment wel. Je kijkt naar het grotere geheel en dan begin je met de vraag: wat wil je nu eigenlijk? Wil je doorschuiven van achteruit, pressing spelen of liever inzakken? Vroeger lette ik op de individuele passeerbeweging en keek ik echt niet of de backs wel snel breed gingen.’
In het voorjaar van 2004 was u al even hoofdtrainer van 1860 München. Kwam dat dan eigenlijk te vroeg?
‘Nee, ik denk dat ik het daar heel goed gedaan heb, maar dat was toen wel een sprong in het diepe. Destijds kon ik niet op zo’n bewuste manier als nu naar een voetbalwedstrijd kijken. Natuurlijk geniet ik nog steeds van de mooie acties, maar nu ben ik juist bezig met de vraag: hoe kan ik de speler neerzetten zodat hij kan loskomen van zijn tegenstander en zijn actie kan maken? Heel erg interessant. Bij 1860 München is voor mij heel erg duidelijk geworden dat ik trainer wilde zijn. Daarvóór had ik altijd zoiets van: Ik zie het wel. Dat ik daar werd aangesteld, kwam gewoon doordat de club mij heel goed kende. Als speler maakte ik deel uit van het team dat zich plaatste voor de voorronde van de Champions League, dat speelde ook mee. Dat ze mij na de degradatie graag wilden houden als trainer, zegt ook wel iets. Dat we zijn gedegradeerd neem ik mee in mijn bagage. Ik wist heus wel waar ik aan begon, dat het heel moeilijk zou worden. We speelden tegen ploegen als Bayern München, Hertha BSC en Bayer Leverkusen. Uiteindelijk hebben we het nog bijna gehaald ook.’
Afgelopen zomer zochten vijf Eredivisieclubs naar een nieuwe hoofdtrainer. Hebben ze aan ú gedacht?
‘Ik heb met een aantal clubs gesproken, maar ik wil daarbij wel een heel goed gevoel hebben. Er zijn wat clubs, ook in Nederland, die met veel jeugd werken en niet zo extreem veel geld hebben. Het lijkt mij heel mooi bij zo’n club wat neer te zetten en veel talent door te laten komen. Bij PSV zie je nu ook twee jonge spelers doorstromen, zo’n proces leiden is iets wat ik op dit moment heel erg ambieer. Ik hoef niet met zo’n groot budget te werken, als ik dan maar wel twee of drie jaar tijd krijg om te bouwen. Of dat dan in de Eredivisie, het buitenland of de eerste divisie is, dat maakt me niet zoveel uit.’
Bij een club als RKC Waalwijk zou u dus uitstekend passen.
‘Er zijn in Nederland natuurlijk méér clubs die met een beperkt budget en jonge spelers werken. Nederlandse clubs móéten het ook van talent hebben, want ze kunnen tegenwoordig geen grote aankopen meer doen. Even aan de geldboom rammelen is er niet meer bij. Ik ben ervan overtuigd dat in de Nederlandse jeugd nog voldoende talent loopt. Met de clubs die ik heb gesproken, ging het ook over de mogelijkheden in de selectie. Maar het grootste probleem was eigenlijk dat ze allemaal een trainer zochten die al een aantal jaar aan de top staat of in elk geval al jaren als trainer aanwezig is in het betaalde voetbal. Die ervaring heb ik niet. Maar de denkwijze heb ik wél. Ik heb bij veel clubs in verschillende competities gevoetbald, dus ik weet echt wel hoe je een team moet laten spelen. Een club met dezelfde visie als ik, waarin jonge talenten kunnen doorstromen, lijkt mij een geweldige uitdaging.’
Dat u kunt werken met talenten heeft u bij PSV wel aangetoond.
‘Mijn gevoel is dat ik spelers individueel beter kan maken, maar op het hoogste niveau moet ik dat nog bewijzen. Vorig jaar heb ik dat wél met het tweede elftal van PSV gedaan. Daar stond een heel jong elftal, met B-junioren en spelers die net in de A-jeugd zaten. Ajax heeft nu heel veel problemen, onder meer met zijn spitsen. Die moeten allemaal voetballen en daarom speelden ze bijvoorbeeld mee in de bekerwedstrijd van Jong Ajax tegen AGOVV. Zo moet je een tweede elftal dus eigenlijk niet gebruiken. Het is toch te gek voor woorden dat daar spelers in staan van wie je weet dat ze in het eerste horen? Dan ben je toch aan het tegenhouden? Wij wonnen met dat extreem jonge PSV-team wél de Amstel Cup voor beloften. Op zo’n manier wil ik ook als hoofdtrainer bij een club bezig zijn. Mijn streven is met die spelers het maximale te bereiken.’
Kon u bij PSV niet meer doorgroeien als trainer?
‘Nou, als ik dat zeg, zou ik PSV tekortdoen. Mijn probleem was dat ik bij trainingen van het tweede elftal regelmatig maar zes of zeven jongens op het veld had staan. Wil ik mezelf ontwikkelen, dan moet ik een kern hebben van zestien tot achttien man. Pas dan kun je serieus aan tactiek werken en de manier van spelen polijsten. Bij PSV was dat gewoon heel moeilijk. Als ik werk, dan wil ik dat met volle overgave doen en niet om mezelf bezig te houden. Ik ben klaar voor een nieuwe stap, daarom ben ik bij PSV gestopt. Ik blijf niet ergens zitten om aan het werk te blijven. Met jongens als Ismail Aissati, Ibrahim Afellay, Roy Beerens en Guy Dufour trainde ik heel veel. Daarvan genoot ik, maar ik was wel vrij individueel bezig. Ik zou graag tactisch met een grote groep aan de slag willen.’
Was u ook een beetje trots toen Aissati en Afellay laatst samen in de basis stonden tegen AC Milan?
‘Als jongens van die leeftijd de A-selectie bereiken, dan mag PSV daar heel trots op zijn. Ik ben blij dat ik daaraan een bijdrage heb kunnen leveren. Nu zijn er eindelijk jongens doorgekomen. Kijk, de meeste Nederlandse spelers kunnen alles met een bal. Maar het gaat erom dat de aanname goed is. Het mooie van voetbal is dat heel veel mensen praten over handelingssnelheid. Maar handelingssnelheid is niets meer dan aanname, techniek en overzicht. Er is niemand die van een meter afstand een bal keihard ingespeeld krijgt en ’m dan fantastisch aanneemt. Het gaat er nou juist om dat je die stap maakt, zodat de bal wél precies goed ligt. Daarop kun je veel trainen, maar Afellay en Aissati zijn spelers die dat van nature voor een deel al beheersen.’
Was er bij PSV geen mogelijkheid door te schuiven naar het eerste elftal?
‘Dat is mij nooit gevraagd, dus ik neem aan van niet.’
Is dat niet gek?
‘Dat moeten anderen maar invullen. Ikzelf wilde de volgende stap maken en heb duidelijk gezegd dat ik andere ambities had. Maar PSV heeft met Fred Rutten en René Eijkelkamp ook al twee fantastische trainers. Guus Hiddink kiest voor hen omdat zij goed bij hem passen. Dat is toch geen probleem?’
Is het juist niet sterker er iemand bij te pakken die een heel andere invalshoek heeft?
‘Dat is niet relevant. PSV presteert fantastisch in de Champions League en Nederland, ik ben dan ook niet in de positie daarover wat te zeggen. Ik heb wel mijn denkwijze, maar die moet ik dan maar invullen als ik hoofdtrainer ben.’
Hoe moeilijk is het voor een voetbaldier als u al maanden aan de zijlijn te staan?
‘Al op mijn zestiende speelde ik in Ajax 1, dus ik ben met voetbal opgegroeid. Of ik nou veertig ben of tachtig, dat blijft altijd verschrikkelijk trekken. Maar ook als je even niet bij een club zit, is er zóveel veel te doen. Je kunt veel spelers bekijken en op zoek gaan naar kwaliteit. Op het moment dat je dan bij een club terechtkomt, kun je daar weer heel veel mee doen. Deze tijd moet ik gewoon goed benutten.’
Deze periode is dus investering?
‘Absoluut, ik heb een goed beeld van de Nederlandse talenten. Ik kijk veel bij beloftenelftallen, A1 en zelfs B1. Ik denk dat het niveau redelijk goed is. Het zijn niet allemaal wereldvoetballers, maar er zijn wel goede spelers. Ik geloof dan ook dat er heel veel toekomst is voor het Nederlandse voetbal. Een aantal jaar geleden bestonden daarover nog twijfels, maar dat is volgens mij wel gedraaid. Foppe de Haan heeft met zijn nationale elftallen fantastische resultaten behaald en datzelfde geldt voor Oranje Onder-17. Het Nederlands elftal presteert ook goed met veel jonge spelers. Ik heb het gevoel dat het voetbalklimaat enorm opleeft. Toen ik net bij PSV begon, dacht ik vaak: Deze spelers willen wel slagen, als ze er maar niet te veel voor hoeven doen. Dat is veranderd.’
Hoe is die omslag gemaakt?
‘Met Ricardo Moniz, Ernest Faber, Patrick Greveraars, Frank van Kempen, Mart van Duren en ik vergeet er vast nog wel een paar, hadden we bij PSV een groep trainers die oprecht van voetbal houdt. Altijd willen trainen, altijd willen klaarstaan. Heb je onder Moniz getraind, dan heb je heel veel stof gehad die je bij andere trainers mist. Moniz is absolute top, maar dat vind ik al jaren. Ook Rutten en Eijkelkamp speelden een belangrijke rol. PSV werkt nu als één team, dat is het verschil met het verleden.’
Toen waren het eerste elftal en de jeugd eigen bv’s?
‘Dat denk ik wel. PSV had trainers die nooit bij de jeugd kwamen kijken. Dat is voor mij onvoorstelbaar, maar het gebeurde. Rutten en Eijkelkamp zijn wél regelmatig bij jeugdwedstrijden en kunnen dus in kaart brengen wat er aan kwaliteit rondloopt. Dat is de basis. Clubs hebben in het verleden te makkelijk spelers gekocht. Je moet niet de voetballers halen die je ook zélf kunt opleiden.’
Kijkt u met pijn in het hart als Roda JC elf buitenlanders opstelt?
‘Roda JC is wat dat betreft een slecht voorbeeld, dat kun je vergelijken met SK Beveren in België, dat met grotendeels Ivorianen speelt. Een Nederlandse ploeg moet in de basis gewoon Nederlands zijn. De echte superkwaliteit kun je dan uit het buitenland halen. In Duitsland en Frankrijk hebben de clubs dat al. Als je naar een Duitse wedstrijd zit te kijken, dan heb je niet het idee dat er negen tolken op het veld moeten staan.’
Wordt u warm van de manier van spelen in de Eredivisie?
‘Van heel veel clubs niet, als ik eerlijk ben. Gelukkig is er ook een aantal clubs waar ik wél een duidelijk idee achter zie. AZ kan nog groeien, maar is natuurlijk al een schoolvoorbeeld hoe je aanvallend voetbal kunt spelen. Ook Ajax bewijst met Nigel de Jong, John Heitinga, Wesley Sneijder en ga zo maar door, dat het heel goed mogelijk is in te zetten op eigen jeugd.’
Is het instorten van de transfermarkt de redding geweest van het Nederlandse voetbal?
‘Dat denk ik wel. Was dat niet gebeurd, dan hadden de clubs toch gedacht: Laat ik ze maar uit Afrika halen, want er is toch geld genoeg. Weet je wat altijd goedkoper is? Zelf opleiden. Als je een goede mix hebt, kun je tegen de allerbesten van de wereld spelen. Dan neem ik weer PSV als voorbeeld. Zet je een jonge speler naast Phillip Cocu, dan leert hij veel sneller. Ook in de nationale jeugdelftallen proef ik vooruitgang. Kijk alleen al naar Foppe de Haan. Die had als trainer van SC Heerenveen fantastisch gepresteerd, maar is vervolgens ook bereid de jeugd te gaan trainen. De Haan heeft veel gezien en weet precies hoe de voetbalwereld werkt. Hij kan uit zijn eigen ervaringen praten en als de jeugd daarnaar wil luisteren, is dat heel waardevol. De Haan is echt iemand, op die manier laat Nederland zien dat het serieus in jeugd durft te investeren.’
Is Zeist te lang een opvanghuis voor trainers geweest?
‘Volgens mij wel. Vaak zag je in Zeist jonge en onervaren trainers, die heel blij waren dat ze daar trainer mochten zijn. Dat is de laatste jaren veranderd. Dat De Haan zo’n baan aanneemt, geeft ook aan dat hij een enorme liefhebber is. Bij heel veel jeugdtrainers is de kwaliteit gewoon niet aanwezig om spelers beter te maken. Kijk, jongens bezighouden, dat kunnen we allemaal. Als een speler geen goed linkerbeen heeft kan ik dat constateren, maar vervolgens moet je als trainer maar zorgen dat hij dat wél krijgt. Kan ik hem daarin tien procent beter maken, dan kan dat er net voor zorgen dat hij wél de top haalt. Ik zie bij heel veel jeugdwedstrijden trainers op de bank zitten en dan zie ik dingen gebeuren waarvan ik denk: Tja, dat kan niet. Als ik bij een tweede elftal sta te kijken en zie dat een back aan de buitenkant staat te dekken, dan ben je in de jeugdopleiding dus heel veel tekortgekomen. Natuurlijk moet je jeugdspelers de vrijheid geven om zich te ontwikkelen, maar in het tweede elftal mag je onderhand toch wel weten hoe je moet staan.’
Is het noodzakelijk voor een goede trainer als speler de top te hebben bereikt?
‘Dat is wel een heel groot voordeel, omdat je zelf weet hoe je als speler op bepaalde trainingen reageerde. Ik heb heel veel goede trainers gehad; Johan Cruijff, Rinus Michels, Guus Hiddink, noem ze allemaal maar op. Hans Ooft wil ik ook wel even noemen. Hij is hier niet zo bekend, maar heeft met Wim Jansen samengewerkt en heeft veel verstand van voetbal. In mijn Japanse periode bij Júbilo Iwata heb ik met hem gewerkt. De basis lag veel lager dan in Nederland, maar ik had er respect voor zoals Ooft met zijn methodes aan een ploeg bouwde. Je kunt niet van nul naar honderd procent, maar zijn team werd wel steeds beter. Wij speelden het Lazio Roma, met Aron Winter en al die andere sterren, gewoon plat. We wonnen met 4-0. Aron zei dat ze tegen diezelfde club een paar jaar eerder nog met 10-1 wonnen. Als je dat soort trainers in je spelerscarrière allemaal in de praktijk hebt meegemaakt, heb je heel veel voordeel.’
Co Adriaanse hecht daar veel minder waarde aan, gezien zijn opmerking toen Marco van Basten werd aangesteld als bondscoach.
‘Die verhalen waren er ook al toen Frank Rijkaard van Sparta naar het Nederlands elftal ging. En volgens mij heeft voormalig Monaco-trainer Didier Deschamps geen papieren, maar hij haalde wél de finale van de Champions League. Als je ziet hoe Marco voor de groep staat en presteert, dan wordt dat soort kritiek meteen van tafel geveegd. Trainers moeten op een heel hoog niveau kunnen denken. Heb jij als speler heel veel meegemaakt, dan is dat extra bagage. Simpel. Er zijn ook trainers die al vijftien jaar bezig zijn, maar nooit góéde trainers worden. Als ik in een clubbestuur zou zitten en een rasvoetbalman kan krijgen, zou ik dat altijd doen.’
Hoe zou u uw eigen voetbalvisie omschrijven?
‘Ik wil altijd proberen aanvallend voetbal te spelen. Uiteindelijk moet je toe naar aantrekkelijk voetbal, want daarvoor betaalt het publiek. Als ik vleugelspelers zou hebben, dan zou ik graag met vleugels voetballen. Maar ook met twee spitsen kan ik heel aanvallend spelen. Ik zal in elk geval voetbal laten zien waarin heel veel beweging zit. De intentie is altijd aanvallend.’
Dat klinkt nobel, maar houdt u daar ook aan vast als u drie keer verliest?
‘Dat heb ik laten zien toen ik trainer was bij 1860 München. In Duitsland was het voetbal vooral heel veel lopen, dekken en werken. Wij speelden met 1860 München goed en verzorgd voetbal, maar helaas bleek de tijd te kort. Had ik daar een jaar kunnen werken, dan waren we niet uit de Bundesliga gegaan, daar ben ik van overtuigd.’
Waarom duurt uw route naar de top langer dan die van de anderen uit de gouden generatie?
‘Daar maak ik me helemaal niet druk om. De mogelijkheden zijn er wel geweest, maar ik ga niet bij een club werken waarbij ik van tevoren al weet dat er geen enkel perspectief is. Ik wil naar een doel kunnen werken; naar de top-vijf in de Eredivisie, of de club nou onderin staat of niet. Waarom zou dat niet kunnen? AZ was een paar jaar geleden praktisch failliet, hè? Maar die spelen straks wél in de voorronde van de Champions League! En wie had kunnen voorspellen dat Aissati en Afellay in PSV 1 zouden spelen? Dat bewijst gewoon dat met eigen talent heel veel te bereiken is in het voetbal. Er zijn clubs die onderin staan in de Eredivisie en daar helemaal niet horen. Als daar wat gebeurt, dan heb ik wel de ambitie daar wat te bereiken. Ik sta ook liever morgen op het veld bij een eerste elftal. Als voetballer wilde ik na negentig minuten ook het liefst meteen aan de volgende wedstrijd beginnen. Maar de weg van de geleidelijkheid is niet altijd verkeerd.’