Interview met: René Vandereycken

Toen hij begin vorig seizoen aantrad bij FC Twente, leek het sportieve verval van de club nauwelijks te stoppen. Anderhalf jaar later bulkt de ploeg weer van het talent en heeft zij met swingend voetbal een plaats in de subtop heroverd. De man achter het succes, trainer René Vandereycken (50), vertrekt echter na dit seizoen. ‘Ik weet dat ik dingen anders doe dan anderen.’

Tien dagen voordat FC Twente zich bij u meldde voor een gesprek over contractverlenging, had u al besloten weg te gaan. Waarom?

‘Ik heb een algemene inschatting gemaakt. Ik ben heel blij dat ik heb mogen werken bij FC Twente. Maar op basis van verleden, heden en toekomst heb ik gezegd: Ik ga hier niet verder.’

Het had niets te maken met het feit dat de club u tien dagen heeft laten wachten?

‘Nee. De club heeft me overigens 25 dagen laten wachten. In die periode heb ik ook uit nieuwsgierigheid niks gezegd over mijn beslissing, ik wilde weleens zien hoe lang de club me wilde laten wachten op het evaluatiegesprek. Ik vond dat ook niet prettig als je anderhalf jaar goed hebt samengewerkt, maar tegelijkertijd vond ik het te onbelangrijk om in mijn beslissing mee te nemen. Het was een algemene reden, sommige dingen waren gewoon niet positief genoeg. Ik vind niet dat ik verplicht ben dat verder toe te lichten. Dat heb ik zelfs niet aan de mensen van de club gedaan, omdat ik er zeker van ben dat niet iedereen akkoord zal zijn met de conclusies die ik voor mezelf getrokken heb. Als ik mijn beslissing had toegelicht, zou er weer een discussie zijn ontstaan en dat wil ik niet. Ik wil gewoon het seizoen zo goed mogelijk afsluiten.’

U zit anders in een positie om nu een lange neus te maken naar de club. U heeft FC Twente terug op de kaart gezet.

‘Ik ben er trots op dat ik een steentje heb bijgedragen aan de ontwikkeling van de ploeg. Ik zou nu wel een aantal dingen kunnen gaan noemen, maar dat vind ik onzin. Dan lijkt het net dat ik daarvoor de verantwoordelijkheid opeis. En dat zou niet terecht zijn, want ik heb het met anderen gedaan. Ik ga mezelf hier niet verkopen.’

Dan bent u een van de weinigen.

‘Ik ben me ervan bewust dat ik dingen anders doe dan anderen. Maar ik doe dat niet om anders te zijn. Ik doe dat omdat ik zo in elkaar zit.’

U weet toch dat de winnaar altijd gelijk heeft in het voetbal? Dit is uw grote kans.

‘Zo werkt het wel, al slaat het nergens op. Als je verliest, is alles wat je gedaan hebt ook meteen fout. Terwijl het in feite nog veel slechter had kunnen zijn. Het is zelfs zo dat wanneer ik met FC Twente verlies, de supporter met zijn kritiek nog gelijk krijgt. Terwijl ik er dus van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat al jaren mee bezig ben en die supporter één keer negentig minuten komt kijken. Die zou het dan ineens beter weten. Dat aanvaard ik dus ook niet.’

Toch bepalen die hobbyisten of de professional Vandereycken het goed doet.

‘En die laten hun mening weer bepalen door de waan van de dag, door winst of verlies. Terwijl in mijn optiek een trainer bijvoorbeeld best kan worden ontslagen na een overwinning. Dat is legitiem wanneer die trainer problemen zou hebben met de groep en er geen wisselwerking en geen uitzicht op verbetering meer aanwezig zou zijn. Ik zal ook niet ontgoocheld zijn wanneer ik bijvoorbeeld op basis van een nederlaag zou worden ontslagen. Ontslag kan soms een zegen zijn. Want met mensen die dat doen, moet je niet eens wíllen samenwerken.’

Zelfs bij de aanstelling van trainers gaat het niet om wat je kunt maar wie je kent.

‘Ik ken een uitzondering. Ik heb jaren geleden een gesprek gehad met Chievo Verona uit de Serie A. Technisch directeur Giovanni Sartori kende mij, hij had als speler van Sampdoria tegen mij gespeeld toen ik voor Genoa uitkwam. Hij belde me en zei: “Ik ben geïnteresseerd in u op grond van uw verleden als trainer en speler. Waar kan ik u aan het werk zien?” Ik zat toen net zonder club en volgde juist de cursus om met een diploma in het buitenland te kunnen werken. Daardoor ging het over. Maar hij vertelde dat hij er bij trainers veertien dagen voor uittrok om wedstrijden en trainingen te bezoeken. Ik vond dat enorm, zoals ze dat benaderden. Ik gaf hem groot gelijk. Ze hebben daarna Luigi Del Neri aangetrokken en die doet het daar al jaren schitterend. Dat is dan ook geen toeval. Zo intensief gaan ze ook te werk als ze een nieuwe speler aantrekken. Als je dat vergelijkt met andere clubs... Soms zijn er al twee, drie rechtsbuitens in huis, maar wordt er toch maar weer een nieuwe gekocht. Zo van: Je weet nooit of het met deze ook wat wordt.’

Nu er weinig geld is, lijkt het wel dat de clubs nóg meer gokken met het aantrekken van spelers.

‘Daarom heet het waarschijnlijk de Holland Casino Eredivisie, misschien passen de clubs daarop hun beleid aan... Ach, je ziet het in alle competities als er geen geld is. Dan wordt er vaak tegen beter weten in gehoopt op spelers die niets kosten.’

Uw voorganger John van ’t Schip verliet FC Twente met pek en veren, terwijl eerder Theo Vonk al werd weggepest. U begon onder moeilijke omstandigheden bij een club waar de verwachtingen vrijwel altijd de middelen overtreffen.

‘Dat heeft te maken met het rijke verleden. FC Twente heeft een bepaalde status, waardoor de club verplicht is elk seizoen mee te strijden om Europees voetbal. Alleen is het nooit een club die Europees gaat spelen, het is een ploeg of selectie die het moet afdwingen. Misschien wordt dat niet voldoende duidelijk gemaakt. Vorig seizoen hadden we echt niet zoveel mogelijkheden met die groep. Dan raken mensen heel teleurgesteld.’

U heeft geen pogingen gedaan het beeld te wijzigen.

‘Dat kan toch ook niet? Ik kan naar buiten toe toch nooit zeggen dat mijn ploeg helemaal niet zo goed is als iedereen denkt? Ik moet namelijk maximaal presteren, dat kan niet met een trainer die laatdunkend doet over de spelers met wie hij dagelijks samenwerkt. Natuurlijk zijn er collega’s die dat wél doen, maar in mijn optiek stellen die hun eigenbelang boven dat van de club. Dan moet je maar zelf die klappen opvangen en rustig verder werken. Hopen dat je uiteindelijk verbetert en gaat presteren. En verder moet je naaste omgeving je steunen. Niet alleen intern, maar zo nu en dan ook naar buiten. En of dat laatste gebeurt is een ander hoofdstuk.’

De realiteit is dat dan juist de grote stoelendans begint. Er moet een schuldige gevonden worden en iedereen doet er alles aan zijn straatje schoon te vegen.

‘Dan kom je vaak bij de clubmensen terecht. De mensen die al vijftien of meer jaren bij een club zitten, hebben naar buiten toe de uitstraling dat ze ook alles voor die club overhebben. Ik heb nu al jaren echter de ervaring dat dit vaak niet het geval is. Die zogenaamde clubmensen kijken dikwijls meer naar zichzelf dan naar de club. Maar weinigen merken dat op. Ik heb de voorbije vijftien jaar assistent-trainers meegemaakt die zogenaamd boegbeelden waren bij hun club. De supporters en de bestuurders riepen: “Dat is toch een trouwe werknemer...” Maar dat waren juist de onderkruipers, degenen die aan de stoelpoten van de hoofdcoach zaagden. Zij zijn het dan zogenaamd niet eens met de tactiek als het misloopt, zij ondermijnen het gezag omdat ze alleen maar bezig zijn met zélf te overleven. Omdat ze al jaren ergens zitten, hebben ze vaak bepaalde rechten verworven. Ze zijn alleen maar bezig die te verdedigen.’

U werkt ruim anderhalf jaar bij FC Twente. Bent u tevreden over de evolutie van de ploeg?

‘Heel erg. Het grote pluspunt voor mezelf is dat we veel flexibeler zijn geworden. Vorig seizoen raakten we in de eerste maanden vaak helemaal in de war als we tactisch iets anders probeerden. Die twijfel is verdwenen. Als we nú iets anders proberen, wordt dat met overtuiging uitgevoerd. Zelfs als we soms niet de mogelijkheid hebben erop te trainen, kunnen we dan gewoon winnen. En dat doe je dan door de uitvoering van de spelers, niet door het systeem.’

Zijn spelers per definitie zo onzeker?

‘Vaak wel. Ik heb dat bij Mainz in Duitsland zelfs heel extreem meegemaakt. Die ploeg was het seizoen voordat ik aan de slag ging net niet gedegradeerd en tegelijkertijd al jaren gewend 4-4-2 te spelen. Ik had vijftien tot twintig videobanden bestudeerd van het elftal en tien dagen voor de eerste training voerde ik al gesprekken met de spelers. Ik vroeg ze: Waarom denken jullie dat de ploeg vorig seizoen bijna degradeerde? Ze waren het erover eens: ze konden nauwelijks scoren omdat ze niet voor de goal kwamen. Samen stelden we vast dat twee spitsen te weinig was als de middenvelders niet de offensieve kwaliteiten hadden om ze te steunen. Er moest dus een spits bij. Maar moet ik die extra aanvaller weghalen uit het middenveld of de defensie? De keuze viel al snel op een verdediger, omdat drie verdedigers voldoende zijn om de twee aanvallers van de tegenpartij te bespelen. Zo konden we veel offensiever gaan voetballen, iedereen was overtuigd. We trainden erop, hadden een goede voorbereiding van zes weken. Toen kwam de eerste competitiewedstrijd, uit tegen Reutlingen. We kwamen met 1-2 voor, maar in het laatste kwartier verloren we door twee vrije trappen via de muur. En opeens stond het hele systeem ter discussie... Onvoorstelbaar.’

Het kan helpen als een trainer dan de leidende spelers mee heeft.

‘In Mainz had ik te maken met een groep voetballers van 30, 31 jaar al heel lang samenspeelden. In dat 4-4-2-systeem waren ze afhankelijk van elkaar. In dat groepje verloren de links- en rechtsback hun plaats, omdat ze in de nieuwe speelwijze overbodig waren. Bovendien had ik nieuwe, jonge spelers die beter waren. Die ouderen gaan dan achter je rug actie voeren en in feite tegen hun eigen werkgever.’

In Twente heeft u de laatste anderhalf jaar wél de mogelijkheid gekregen schoon schip te maken.

‘In eerste instantie stellen de spelers zichzelf op. Elke trainer kiest zijn sterkste ploeg, zo simpel is het. Het was ook niet alleen míjn beslissing om niet met bepaalde spelers verder te gaan. Ik weet wel dat de betreffende jongens dat graag doen geloven, maar zulke beslissingen worden door de gehele technische staf genomen en met de rest van de clubleiding besproken. Het wordt breed gedragen.’

Toch was u vaak de Kop van Jut. U verweerde zich nauwelijks.

‘Ik loop daar niet voor weg, maar ik heb het niet altijd als prettig ervaren. Het werd vaak op de persoon gespeeld, ik had ook verwacht dat ik daarin wat meer gesteund zou worden. Maar goed, als ik word aangevallen, heb ik niet de behoefte me te verdedigen. Ik vind dat tijdverlies. Ik moet mijn tijd besteden aan de ploeg, dat ben ik aan de club verschuldigd.’

Dat kan niet gemakkelijk zijn geweest.

‘Tien jaar geleden had ik per se mijn gelijk willen halen, maar ik ben er inmiddels achter dat zoiets verspilde energie is. Als je met modder gaat gooien, word je zelf ook vies. Ik geef tegenwoordig één keer mijn mening en iedereen moet maar zien wat ze daarmee doen.’

Uiteindelijk heeft u Collins John, Peter Niemeyer, Bas Sibum en Ramon Zomer met succes ingepast. Wanneer weet u dat zulke jonge spelers er klaar voor zijn?

‘Dat voel je. Je ziet ze trainen, je ziet hoe ze mentaal met invalbeurten omgaan. Het verschilt per speler. Soms laat je bewust niet blijken dat ze gaan debuteren, dan breng je iemand pas vlak voor de wedstrijd op de hoogte zodat hij geen tijd meer heeft om nerveus te worden. Het was allemaal niet zo gepland en geprogrammeerd. Je denkt niet: Niemeyer brengen we in september en Sibum in november. Het was een normale evolutie. Mijn uitgangspunt is dat er voldoende talent in het veld moet staan, dan zie ik daarna wel hoe spelers van positie veranderen. Daarom vind ik het belangrijk dat ik diverse spelers heb die op verschillende posities kunnen voetballen. Zo kan ik variëren in de speelwijze. Ik ben geen trainer die uitgaat van een vaste formatie en bij het uitvallen van de linksbuiten automatisch de tweede linksbuiten opstelt. Ik zoek ook naar andere manieren om het elftal beter te laten functioneren.’

Bij FC Twente speelde aanvallende middenvelder Simon Cziommer vanaf de rechterflank en vleugelspits Adil Ramzi op 10. Is dat zo’n voorbeeld?

‘Je kijkt wie er linksachter staat bij de tegenstander. Heeft die moeite met een typische vleugelspits of is hij geneigd zijn man te laten lopen als die gaat zwerven? Of wil je juist dat die back wordt weggetrokken? Zo kijk je ook naar de defensieve middenvelder van de tegenpartij. Waar kun je de tegenpartij pijn doen? Het is belangrijk dat je bij dergelijke keuzes wel als trainer je verantwoordelijkheid neemt. De speler moet zich niet onzeker voelen en zich afvragen: Kan ik dat eigenlijk wel? Of: Dadelijk doe ik het niet goed en verlies ik mijn plaats of krijg ik enorme kritiek. Als het misgaat moet je als trainer laten blijken dat het jóúw keuze was.’

Er is ook een voetbalwet die zegt: Never change a winning team.

‘Voor mij bestaat dat niet. Als ik denk met een wijziging nóg meer voordeel te halen, dan zal ik het niet nalaten. Soms weet ik zelfs niet eens meer wat het basiselftal van een week geleden is. Dan moet ik echt over nadenken, omdat ik daarna alweer ben begonnen aan een nieuwe voorbereiding, aan mogelijk een andere ploeg. Goed spelen heeft niet automatisch tot gevolg dat je een week later weer in de basis staat. En slecht spelen wil ook niet automatisch zeggen dat je ernaast staat. Ik kijk naar de algemene kwaliteiten van een speler. Wat is de garantie dat hij in die wedstrijd voor de ploeg zal presteren? Dát is bepalend. Natuurlijk begin je niet elke volgende wedstrijd weer op nul. Als je niets hoeft te wijzigen, dan is dat een voordeel. In een reeks duels waarin alles goed loopt hoef je bijvoorbeeld nauwelijks tijd te besteden aan de tegenstander. En soms hoef je toch al niet veel te zeggen. Als ik een bepaalde speler ergens neerzet en ik weet dat hij het goed zal doen tegen een bepaalde tegenstander, dan hoef ik hem ook niet extra onder druk te zetten. Trainers die hun spelers vaak overladen met informatie zijn meestal bezig hun eigen onzekerheid weg te nemen.’

Toch moet u met nogal wat beperkingen van uw ploeg rekening houden. De defensie is niet bepaald snel, dus alles moet goed op elkaar afgestemd zijn, anders gaat het mis zoals vorige week tegen NEC.

‘Wij mogen niet te veel ruimte weggeven, anders komen enkele minder sterke punten aan het licht. Wij hebben niet de ploeg om op de counter te spelen. Daarvoor heb je supersnelle spitsen nodig. Vorig seizoen hadden we alleen Ellery Cairo. Als hij diep werd gestuurd, moest hij een paar seconden wachten op aansluiting. Dus als je wilt aanvallen, moet je ook heel erg goed druk zetten, dat luistert heel nauw. Daarom gaf de uitwedstrijd tegen Ajax van enkele weken geleden me zoveel voldoening. We drukten Ajax met de rug tegen de muur, zodat de spelers in het laatste kwartier wild ballen begonnen weg te schieten. Het valt me dan op dat nauwelijks iemand dat ziet. Als we ternauwernood verliezen bij Ajax en PSV, dan heeft dat altijd gelegen aan een slechte dag van die twee; het wordt nooit in óns voordeel uitgelegd. En we deden dat dus ook zonder een gele kaart te pakken

In de eerste helft van dit seizoen maakte FC Twente zelfs de minste overtredingen.

‘Misschien is dat een kwestie van opvoeden. Bij bijna elke club waar ik begin valt me op hoeveel duw- en trekfouten er gemaakt worden tijdens de training. Dat is bijna anarchie. Nou, ik weiger mijn tijd te verdoen door als scheidsrechter te fungeren bij die partijtjes, dus ik heb het verboden. Waarom zou op een training wél mogen wat tijdens een wedstrijd wordt afgefloten? Ik merkte dat Cziommer nog een beetje die mentaliteit van vorig seizoen had toen hij terugkeerde. Zeuren om ballen die wel of niet uit waren. Bij de rest gebeurde dat al niet meer, die gaven inmiddels al toe dat een bal wel of niet uit was. Ik vind dat je die innerlijke discipline hoort te hebben. Je moet leren verdedigen zonder overtredingen te maken. Vind oplossingen op een reglementaire manier. Zo wordt verdedigen ook weer een kunst.’

Hoe is uw relatie met uw assistent en opvolger Rini Coolen? Hij wist al maanden geleden dat hij u zou opvolgen als u zou vertrekken.

‘We hebben samen gelachen toen er drie maanden geleden namen van eventuele opvolgers circuleerden in de pers. Ik wist dat Rini te allen tijde mijn opvolger zou zijn, dat is heel open gespeeld. Of ik nu volgende week of over twee jaar zou vertrekken. Zowel Rini als ik had die zekerheid. Ik heb hem altijd gesteund, ook in de voorbereiding naar volgend seizoen toe, omdat ik aanvankelijk niet wist of ik dan nog bij FC Twente zou werken.’

Wanneer is uw missie geslaagd bij FC Twente?

‘Ik zoek dat niet eens in het winnen van een prijs. Weet u waar ik mijn meeste voldoening uit haal? Dat FC Twente gewoon op dezelfde weg verdergaat terwijl al bekend is dat ik wegga. Hoe vaak zie je niet dat na het vertrek van een trainer alles weer over een andere boeg wordt gegooid? Ik heb dus samen met andere mensen wel iets neergezet waarop verder kan worden gebouwd.’

Bekijk hier al onze video's