Monoloog: Jurgen Colin
Jurgen Colin is pas 23 jaar, maar vindt dat hij allang een vaste basisplaats bij PSV had moeten hebben. De verdediger zet vraagtekens bij het aankoopbeleid van de Eindhovenaren. De komst van de Braziliaan Alex en de terugkeer van Michael Lamey zet hem aan het denken, net zoals de clubcultuur van PSV. Waarom krijgt de jeugd hier weinig kans?
Nadat ik terugkeerde van mijn jaar op huurbasis met NAC Breda, heb ik het dit seizoen moeilijk gehad bij PSV. Het niveau ligt een stap hoger en ik moest mijn plaats in de groep weten te vinden. De laatste vijf duels heb ik echter weer met initiatief gespeeld. Dat is nog mijn zwakte, ik moet meer lef in het veld tonen, maar over mijn voetbalkwaliteiten hoeft niemand zich zorgen te maken. Het gebrek aan bravoure heeft ook te maken met de positie waarop ik speel. Als rechtsback is het anders voetballen dan als centrale verdediger, mijn favoriete plek. Ik kan het heel moeilijk uitleggen, het is een gevoel dat ik heb. In mijn spel en in mijn hoofd voel ik me beperkt als ik aan de lijn vastgeketend zit. Zo ervaar ik dat. Je hebt als back te weinig afspeelmogelijkheden: je kunt alleen vooruit of terug. Ik heb juist mensen om me heen nodig, daar voel ik me veel prettiger bij. Dan kan ik doorschuiven en heb ik meer opties om een voortzetting te kiezen. Ik speel liever met drukte, waardoor ik word gedwongen sneller keuzes te maken. Mijn kwaliteiten worden als centrumverdediger ook beter benut. Maar op dit moment heb ik weinig te eisen, ik mag blij zijn dat ik een vaste basisplaats bij PSV krijg.
Een paar weken geleden zat ik niet helemaal lekker in mijn vel in Eindhoven. Ik begon aan mezelf te twijfelen, omdat ik na een paar basisplaatsen weer op de bank terechtkwam. Ik heb juist veel vertrouwen van een trainer nodig. Als ik het gevoel heb dat dat ontbreekt terecht of onterecht dan denk ik dat het aan mezelf ligt en ga ik piekeren. Ik ben niet iemand die op dat moment naar de trainer stapt en om uitleg vraagt. Terwijl Guus Hiddink in een gesprek heeft aangegeven dat ik dat beter wél kan doen. Hij staat open voor meningen van anderen en vindt dat spelers daar ook gebruik van moeten maken. Ik heb me voorgenomen dat de volgende keer ook te doen. Dan ben je het meteen kwijt en kun je weer verder. Anders krop je je emoties op en is het wachten totdat die naar buiten komen.
Ik had het vertrouwen vorig seizoen bij NAC Breda wél. Daar heb ik me heel goed ontwikkeld, vooral omdat ik een belangrijke speler was geworden. Alles gaat dan lekkerder. Je voelt je prettiger en twijfelt niet of je het niveau wel aankunt. Dan voel je een bepaalde stof in je lichaam komen, waardoor je een heel krachtige en een soort onoverwinnelijke uitstraling krijgt. Dat had ik ook nodig, want het jaar ervoor had ik een heel nare ervaring bij RC Genk. PSV leende me uit aan die Belgische club, maar al snel bleek dat er een spelletje met me was gespeeld. Trainer Sef Vergoossen zag me alleen maar als tijdelijke aanvulling, totdat een van zijn spelers terugkeerde van het toernooi om de Afrika Cup. Opeens zette hij me terug naar het tweede elftal en kreeg ik allerlei verwijten dat ik niet professioneel zou zijn. Ik voelde me misbruikt. In een interview heeft Vergoossen later zelfs over mij gezegd dat ik in plaats van mijn maaltijd zeven koekjes had gegeten. Wat een bullshit! Toch dacht ik in die periode dat het niet meer goed zou komen met me. Wat had ik nú weer verkeerd gedaan en hoe zou PSV wel niet over me denken? Mijn zaakwaarnemer Hakim Slimani, mijn familie en vrienden hebben écht op me moeten inpraten dat ik vertrouwen moest houden en hard moest blijven werken.
Ik ben die periode ook doorgekomen doordat ik sterker van het verleden ben geworden. Toen ik nog in het tweede elftal van PSV voetbalde, had ik te maken met Tonny Bruins Slot (inmiddels assistent-trainer van Ajax, red.). Onder zijn leiding kwam ik terug van een blessure die me acht maanden aan de kant heeft gehouden. Normaal geef je een speler de tijd om rustig te herstellen, maar Bruins Slot kwam meteen met allerlei verwijten. Ik kon in zijn ogen geen goed meer doen. Gevolg was dat hij me terugzette naar de amateurs van PSV. Ik was zó diep afgegleden. Ik speelde duels met jongens die volgens mij een dag voor de wedstrijd nog lekker in de kroeg zaten. Het liep ook totaal niet, want we stonden op het punt te degraderen. Ik werd gek. Langzaam ga je de verhalen die over je worden verteld zelf ook geloven. Ik had het idee dat ik écht niet meer kon voetballen. Het eerste elftal van PSV had ik destijds al helemaal uit mijn hoofd gezet. Toen heb ik de knop omgedraaid. Ik ben keihard voor mezelf gaan trainen, want ik had niets meer te verliezen, lager dan dit kon niet. Dat ik er uiteindelijk toch overheen ben gekomen, is vooral een overwinning op mezelf. Vanaf dat moment wist ik dat niemand mij meer kapot kon maken in mijn leven. De houding van Bruins Slot was ook een stimulans om verder te vechten. Toen we laatst van Ajax wonnen, ben ik even langs hem gelopen. Ik heb niets gezegd, maar mijn blik was voldoende. Hij durft mij ook niet eens meer gedag te zeggen.
Die mentale hardheid heb ik voor een deel ook op straat ontwikkeld. Ik groeide op bij De Heuvel in Overvecht, een moeilijke buurt waar veel gebeurde. Ik was het gewend, maar als iemand uit Eindhoven daar voor het eerst naartoe zou gaan, denk ik niet dat hij zich echt veilig zal voelen. Met mijn broer Michael speelden we altijd tegen andere groepen in de wijk. Hij was keihard voor me, soms zelfs zó erg dat ik huilend op het veld stond. Het was ook belangrijk niet te verzaken, want als je een partijtje verloor, dan moest je wegens de drukte twintig minuten wachten voordat je weer mocht spelen. Dat kon natuurlijk niet, daar waren we te veel liefhebber voor. Op straat hadden we onze eigen wetten. Eigenlijk waren er dus geen regels, het was een omgeving waarin de natuurlijke hiërarchie bepaalde wat er gebeurde. Mijn broer was een van de sterkeren. Er waren ook weleens vechtpartijen, maar ik ben nooit in de problemen gekomen, omdat de andere jongens wisten dat ze dan Michael zouden tegenkomen. Wij waren voorbeelden voor anderen.
Door mijn voetbalkwaliteiten schoof ik langzaam op in de hiërarchie. Zelfs oude mensen die hun hond aan het uitlaten waren, gaven me complimenten. Ik voelde daar voor het eerst respect. Ibrahim Affelay, mijn ploeggenoot van PSV, speelde ook in de buurt. Hij vertelde me laatst nog dat iedereen zo onder de indruk van me was. Als de mensen hoorden dat ik er voetbalde, kwamen ze meteen kijken. Op een bepaalde manier heb ik daar ook mijn opvoeding genoten. Ik was er altijd te vinden en conformeerde me aan de regels die daar heersten. Ik heb vooral geleerd niet bang te zijn, omdat ze anders over je heen lopen. Zij moeten juist bang voor jóú worden. Dat moet ik nu bij PSV nog meer laten zien aan mijn tegenstander. Ik hang bij een verkeerde bal nog te vaak met mijn hoofd naar beneden. Ik mag niet laten merken dat het me raakt als ik een foutje maak. Het is nog de onzekerheid in me.
Natuurlijk heb ik meegemaakt dat er jongens op het pleintje beter waren dan ik maar het niet hebben gered. Zij kwamen op het verkeerde pad terecht en hadden niet de mentaliteit die nodig is om te slagen. Maar dat heb ik óók in de jeugd van PSV gezien. Voor de échte goede spelers werd het te gemakkelijk gemaakt. Zij hadden in een bepaalde lichting de steun van de trainer, maar kweekten daardoor niet hun mentale weerbaarheid. Als zij dan opeens met tegenslagen te maken kregen of coaches die het níét in hen zagen zitten, kwam de klap veel harder aan. Ik heb nooit een trainer gehad die me echt mocht. Maar daardoor heb ik me wel altijd kunnen voorbereiden op tegenslagen.
Ik heb een bepaalde mate van vrijheid nodig om me lekker te voelen. Soms is het fijn gewoon je eigen gang te gaan en niet altijd naar de trainer te luisteren. Dat zou ik echt graag een keer willen doen. Gewoon lekker dribbelen. Die bal pakken en weer gáán, zoals op straat. En niet almaar dat getik. Soms denk ik echt terug aan vroeger. Toen werd er veel meer gelachen. Ik vind het voetbal in Nederland ook saai geworden. Geef mij maar Engeland of Spanje. Hier is het alleen maar lange ballen, alleen Ajax zie ik nog weleens goed spelen. Ik zie voetbal nog steeds als mijn hobby, maar het wordt almaar serieuzer. Soms probeer ik wel lol te maken, maar dan heb je twee jongens die met je meedoen, terwijl de rest niet reageert. In het voetbal heb je geen vrienden, ook niet je ploeggenoten. Op het trainingsveld moet je gewoon iedereen aanpakken. Het is ieder voor zich. Je opereert als team, maar je moet wel aan jezelf denken.
Ik weet niet precies wat er met dit PSV aan de hand is. Nu er bij ons enkele jongens vertrekken, zullen we ongetwijfeld goede vervangers halen, maar ik plaats wel mijn vraagtekens bij de keuzes. Straks komen Michael Lamey (nu verhuurd aan FC Utrecht, red.) en Alex beiden voor mijn positie naar Eindhoven. En het is met André Ooijer, Kevin Hofland, Kasper Bøgelund, Wilfred Bouma, Eric Addo en mezelf al zo druk achterin. Ik vind het raar. Het is de keuze van PSV om niet echt met jeugdspelers te werken, maar naar mijn mening moet je toch naar de toekomst kijken. Dat gebeurt hier niet echt. Alleen Wilfred Bouma en Ernest Faber komen uit de eigen opleiding, terwijl de club Björn van der Doelen en Patrick Paauwe heeft laten gaan. Ik vind dat er straks nieuw, vers bloed moet komen. PSV moet weer gaan leven. Toen ik Ajax vorig seizoen met al die jonge jongens in de Champions League zag spelen, genoot ik echt van ze. Als PSV óók de jeugd de kans geeft, dan krijg je meer sfeer en vrolijkheid in de groep en niet meer het geïrriteerde of bozige gedoe. Bij NAC was er ook meer saamhorigheid. In de kleedkamer stond de radio keihard aan en kon je dansen en zingen. Als ik dat hier doe, gaan ze meteen denken dat ik een vedette ben. De voetballer Jurgen Colin is ook heel anders dan de persoon Jurgen Colin. Wie mij op straat zou zien, herkent me niet meer. Dan ben ik aan het lachen, dansen, springen en schreeuwen. Maar bij PSV kan ik me tegenover die oudere jongens niet zo gedragen. Dat vind ik jammer.