'Robben zal nooit bij de absolute wereldtop horen'
Ik keek laatst naar de tweede aflevering van Kijken in de ziel, waarin topcoaches uit het betaalde voetbal worden ondervraagd over hun vak. Er gebeurde iets vreemds. Ik begon, net als bijna alle voetballers die met hem hebben gewerkt, een beetje van Leo Beenhakker te houden.
Daar schrok ik van. Leo Beenhakker, dat vond ik tot nu toe een zichzelf acterende trainer. Iemand die voor de spiegel oefent hoe je het onverschilligst door je kuif kunt aaien. Iemand die graag armen om mensen heen slaat en ze dan ouwe reus noemt. Op dat soort mensen ben ik niet dol.
Iedereen die mij onverwacht aanraakt, hoek ik in één keer naar de grond. Aanraken moet je verdienen, vind ik.
De maniertjes van Leo Beenhakker, ik kon er niet naar kijken. Dat gezucht. Die routine. Dat eeuwige gezeik over Real Madrid. Vergelijk het maar met een popartiest die bijna een keer in de topveertig heeft gestaan en daar negentien liedjes over schrijft. Beenhakker, ik vond hem de Arthur Japin van de voetballerij. Bijna niks kunnen en stomverbaasd zijn dat niemand dat in de gaten heeft.
Dat is allemaal niet veranderd, maar toch... Tijdens het kijken naar de stukjes interview met Beenhakker voelde ik opeens iets van warmte. Dat komt door de setting. Beenhakker spreekt met iemand van buiten de voetballerij.
Zet hem tegenover een andere trainer of naast een vakgenoot en het blazen en zuchten en het gepruttel met de lippen begint alweer. De zogenaamde professionele houding. Nu, tegenover interviewer Coen Verbraak, laat Leo die poppenkast achterwege. Hij spreekt soms zijn twijfel uit. Hij denkt na over de vragen.
Van alle ondervraagde trainers is Beenhakker de sympathiekste. Wat ontroert is zijn onzekerheid.
Hij voelt het: in dit gesprek, voor de echte grotemensentelevisie, komt hij niet weg met een lulverhaal over toen, en toen met die ene materiaalknecht, en dat hij toen dit en dat zei. Beenhakker zit eindelijk eens tegenover iemand waarbij dit soort trucjes niet werken. Dat maakt hem voor mij menselijker. Als ik hem ooit tegenkom, mag hij mij even aanraken.
Tijdens het interview ontdooit Beenhakker en vertelt hij over een gesprek dat hij ooit voerde met Rik De Saedeleer, de man die voor eeuwig de lolbroekerij de sportverslaggeving heeft binnen getild.
Daar moet hij nog eens hard voor worden gestraft. Sinds Rik zitten we opgescheept met een heel leger commentatoren die vooral op zoek zijn naar de schijtlollige oneliner. Frank Snoeks, let op hoeveel keer die tijdens dit WK gaat zeggen dat 'als Van Persie schoenmaatje 47 had gehad die bal gewoon in het net had gehangen'.
Rik de Saedeleer zei dit tegen Leo. 'Als er achttien ploegen naar een WK komen, dan zijn er zeventien die komen om wereldkampioen te worden. Er is één ploeg die komt om de wereld te laten zien hoe mooi ze kunnen voetballen. Dat is Nederland.'
Leo denkt daar nog steeds aan.Rik heeft gelijk. Arjen Robben is het levende bewijs van deze stelling. Hij liep vorige week zaterdagmiddag, tijdens de uitzwaaiwedstrijd, een oliedomme blessure op omdat hij het niet kon laten frivool te doen. Ver voorstaan en dan nog aan het publiek willen laten zien dat je een hakje kunt geven. Een beginnersfout.
Echte topvoetballers zijn die ijdelheid al lang voorbij. Het is goed dat het vlak voor de WK gebeurt. Als het erop aankomt heb je geen moer aan Robben. Een topspeler zou die bal terug hebben gelegd naar het middenveld. Robben koos voor het egomaan dribbelen.
Een klein kind die aan zijn ouders wil laten zien dat hij zonder handen kan fietsen, dat was Robben toen hij een hakje gaf. Robben plaatste zich met die hakbal buiten het team. Letterlijk en figuurlijk. Arjen Robben kon het zelfs tegen een al verslagen tegenstander niet laten om te laten zien hoe prachtig hij hakballetjes kan geven. Daar gaan we tijdens het WK heel weinig aan hebben, het hakballetje. Twee hakballetjes tegen Kameroen en ze schoppen je knie in een puzzel van duizend stukjes. Houd het simpel.
Of om met Ruud Krol te spreken: 'Als joe go outdagen the enemy, jes we new den dat we gonna get a kick from somewone en jes when joe tink nou of it, later on jou can say then oh oh oh wat have we done with our stomme kop, maar wat ken joe doe aan it, nothing, eksaktlie, but to come back naar je question, of koers you have a pont hier, dat was certenlie the case at die tijd.' Arjen Robben is te zelfverzekerd uit Duitsland gekomen. Dan ga je dit soort domme dingen doen. Van Hertha BSC winnen en dan denken dat je onoverwinnelijk bent. Het is voor iedereen beter dat Robben even is uitgeschakeld en dat hij nog een flink stuk moet vliegen. Dat kan hem redden.
Geef hem een dvd mee met alle, volledige wedstrijden die het Nederlands elftal tijdens het WK van 1974 speelde. Laat hem dan vooral op Willem van Hanegem letten. Nooit heeft er iemand mooier gevoetbald. Iedere pass is een schilderij. Niet abstract, maar een simpel molentje met een koe er voor.
Nooit was voetbal mooier en nooit leek het eenvoudiger. Willem zette tijdens iedere wedstrijd, zonder veel te hollen en te lopen, vijf keer een speler vrij voor de keeper. Die fragmenten zien we nooit terug, omdat er niet uit werd gescoord.
Willem van Hanegem speelde in 1974 net zo goed als Lionel Messi. Beter zelfs. Sober en toch geniaal. Willem voetbalde in het hier en nu. Deed alleen wat noodzakelijk was. Hij speelde foutloze wedstrijden. Van Hanegem had zoveel persoonlijkheid dat hij geen hakje nodig had. Tenzij dat de beste voortzetting was.
Door dat ene hakje weten we het nu zeker: Arjen Robben zal nooit bij de absolute wereldtop gaan horen. Voetbal is op het beslissende moment durven kiezen voor geniale eenvoud. Het gewone. Voor Arjen Robben is dat helaas niet genoeg.
Nico Dijkshoorn