Uitspraak in Pellè-zaak kan topclubs miljoenen opleveren

Feyenoord sprak destijds met Pellè af dat hij een bepaald percentage van de transfersom zou incasseren. Over dit bedrag moest door de club liefst 75 procent belasting worden betaald, conform artikel 32bb van de Wet op de loonbelasting.

De wet werd in het leven geroepen om te hoge gouden handdrukken in met name de bancaire sector tegen te gaan, maar werd óók toegepast in gevallen als die van Pellè. PSV liet in het verleden Georginio Wijnaldum en Memphis Depay bij een transfer meedelen middels een doorverkooppercentage en Ajax deed dit met Jan Vertonghen.

Stel dat een speler met een doorverkooppercentage van tien procent voor twintig miljoen euro zou vertrekken. Zijn bonus bedroeg in dat geval twee miljoen euro. Tot de uitspraak van de rechter van Den Haag kwam dit erop neer dat de club over dat bedrag 75 procent belasting moest betalen, terwijl de speler daarover ook nog eens 52 procent inkomstbelasting diende te betalen.

De rechter komt evenwel tot de conclusie dat de belasting op excessieve vertrekvergoedingen niet is bedoeld voor de voetballerij. 'Naar het oordeel van de rechtbank treft artikel 32bb van de Wet op de loonbelasting een categorie belastingplichtigen - de betaaldvoetbalsector - die evident niet tot de doelgroep van deze heffing behoorde en ook niet kon behoren, omdat genoemd artikel een gedragswijziging beoogt waaraan deze doelgroep voorzienbaar niet zou kunnen voldoen', luidt de uitspraak.

Het is nog onduidelijk of de fiscus beroep aantekent tegen de uitspraak van de rechter in Den Haag en of de clubs zelf een rechtszaak moeten beginnen om hun bedragen terug te vorderen.