‘Zorg goed voor Feyenoord’, hoorde Ahmed Aboutaleb bij zijn aantreden op het stadhuis. De burgemeester van Rotterdam weet inmiddels maar al te goed wat de club betekent voor de stad. Een gesprek over trots, de Voetbalwet en de afgeblazen nieuwe Kuip. ‘Dat het niet is gelukt, vind ik verdrietig.’
Het is enkele uren na de huldiging van Feyenoord. In de gangen van het Rotterdamse stadhuis is de rust wedergekeerd. De spelers en Lee Towers zijn vertrokken, tv-ploegen ontmantelen hun apparatuur. Buiten klinken de laatste echo’s van een uitdovend volksfeest. Waar ’s ochtends nog 90.000 mensen hadden gestaan, rijden alweer veegwagens rond. Veel supporters zijn op huis aan. Ahmed Aboutaleb niet. In zijn werkkamer scrolt hij door de binnenkomende e-mails op zijn telefoon. De mogelijkheid om een rechtstreekse mail naar de burgemeester te sturen – hij antwoordt gemiddeld binnen zes dagen – is door sommige supporters aangewend om hem te complimenteren met de organisatie. Het maakt hem trots. ‘Dit feest is ons cadeau aan Feyenoord, aan de stad en iedereen die van de club houdt’, zegt hij. ‘Dan hoop je dat het ook een leuk feest was.’