Nederland kende gouden tijden met de Grote Vier. België klom op tot een gerespecteerde voetbalnatie dankzij Eden Hazard, Kevin De Bruyne en Romelu Lukaku. In Noorwegen bestaat nu enige opwinding omdat het land plotseling de beschikking heeft over drie potentiële topvoetballers.
Noorwegen is een land van langlaufers, schaatsers en schansspringers. Van het noorderlicht en van fjorden. Lang geleden, in 1993, bezette de nationale ploeg heel even de tweede plaats op de FIFA-ranking. Op het WK van 1998 wonnen de Noren van Brazilië. De internationals van toen vragen zich nog altijd af hoe zij zichin de jaren negentig twee keer op rij hebben kunnen kwalificeren voor een WK. De aanvallers en de verdedigers waren lang en sterk. Ze hadden allemaal nog één ding gemeen: voetballen konden ze niet.
Wie aan Noorse voetballers denkt, komt al snel op spelers uit als John Carew, Tore Andre Flo, Kjetil Rekdal, John Arne Riise, Henning Berg en Ronny Johnsen. Ole Gunnar Solskjær was een gewaardeerde invaller bij Manchester United.