De EK-winst van de Oranje Leeuwinnen wordt gekenmerkt door spelvreugde en aanvalsdrift. Toch spelen ook minder zichtbare tactische aspecten een rol. Over het geheim van een rake vrije trap, het onschadelijk maken van een 4-4-2 en de tactische omzetting van bondscoach Sarina Wiegman in de finale tegen Denemarken (4-2).
1. De spion van Oranje
Als Sherida Spitse in de 53ste minuut ogenschijnlijk kinderlijk eenvoudig een vrije trap in de benedenhoek schiet, ziet de argeloze toeschouwer een slecht gepositioneerde muur en een flaterende keeper. De betrokkenen bij het succes van de Oranje Leeuwinnen zien iets anders: direct resultaat van noeste arbeid op het trainingsveld. Net als acht dagen eerder bij de bevrijdende openingstreffer van Lieke Martens in de kwartfinale tegen Zweden (2-0 winst).
De fouten van Zweden en Denemarken in deze situaties zijn knullig, maar worden in de hand gewerkt door een tactisch slimmigheidje. Daarin speelt Anouk Dekker een sleutelrol. Zij is bij beide doelpunten de spion van Oranje, die in de muur van de tegenstander gaat staan en vlak voor het schot via het betere beukwerk de organisatie ontregelt. Vooral tegen de Denen is dat overduidelijk: Dekker duwt de muur zeker een meter opzij. De Deense keepster Stina Petersen verliest hierdoor tijdelijk haar zicht op de bal, doet een stapje opzij en staat dan op het verkeerde been om de poging van Spitse te keren.
Gevraagd naar deze opmerkelijk rol houdt Dekker eerst de boot af. ‘Of dit afgesproken is? Je zou denken van wel.’ Om direct daarna toe te geven: ‘We hebben een tactiek en je ziet dat het twee keer goed uitpakt.’