Hij stelde een jaar geleden een technische staf samen zonder dat hij wist bij welke club hij aan de slag zou gaan. Hij bedankte voor aanbiedingen die hij niet vond passen bij zijn statuur en ambities. Hij wachtte op de juiste kans. Bij Guangzhou Evergrande had hij dertig miljoen euro per jaar kunnen verdienen. Financieel een onmogelijk te weigeren avontuur, maar hij had voor zichzelf bedacht dat hij alleen ja zou zeggen tegen een club uit Engeland, Frankrijk, Duitsland, Spanje of Italië.
Dat wachten ging hem overigens moeilijk af. Hij miste het voetbal zo erg dat hij het vorig jaar augustus niet drooghield toen hij in een park bij zijn huis een verslaggever te woord stond. Hij had moeite om te ontspannen, hoe hard hij ook zijn best deed. Hij kon niet loskomen van het voetbal. Dolgraag wilde hij weer aan de slag.
Hij deed in de tussentijd van alles. Hij volgde lessen Duits, las boeken uit verschillende disciplines, bedacht en schreef trainingsoefeningen uit en probeerde op advies van zijn vrienden ook een beetje afleiding te zoeken in triviale zaken. Dat laatste lukte niet echt. Daarnaast keek hij voetbal zoals hij dat altijd doet. Obsessief en met aandacht voor kleine verschuivingen op het veld. Om op de hoogte te blijven van de ontwikkelingen in de grote competities en om er zelf iets van op te steken. Bijna alle Europese topcoaches zijn bezeten voetbalkijkers. Mourinho kreeg er de eerste maanden van dit seizoen zelfs voor betaald als analist. Hij was nieuwsgierig naar de andere kant van het televisiescherm.