Het Nederlands elftal heeft nog een kleine kans op het WK in Rusland. Het is de belangrijkste conclusie na een interlandweek waarin de veranderende status van Oranje opnieuw pijnlijk aan het oppervlak kwam.
Het is een aanval die automatisch herinneringen oproept uit vervlogen tijden. Het thuisduel van Nederland met Bulgarije is acht minuten bezig als een vloeiende combinatie op links uitmondt in een perfecte voorzet van Daley Blind, waaruit Davy Pröpper de bal binnentikt.
Oranje maakt niet alleen een snelle openingstreffer, de manier waarop de ploeg door de Bulgaarse verdediging snijdt op een voetballende wijze geeft hoop. Hoop op een wedstrijd waarin het Nederlands elftal op een dominante wijze de tegenstander kapot kan spelen en aan het doelsaldo kan werken.
Het doelpunt van Pröpper blijkt in de daaropvolgende tachtig minuten echter een incident en geen aanzet tot een wervelend optreden. Nederland wint van Bulgarije (3-1), waarmee de belangrijkste opdracht is voltooid, maar het vertrouwen is slechts zeer beperkt opgepoetst.
Daarvoor was de interlandweek te moeizaam en geeft de stand in de groep te veel kopzorgen. Het doelsaldo kan de doorslag gaan geven, dus het vizier is meer dan ooit op Zweden gericht, maar een nieuw gitzwart scenario dreigt. ‘Als Zweden met 0-4 bij Wit-Rusland kan winnen, kunnen wij dat ook’, klonk zondagavond het hoopvolle commentaar van Dick Advocaat. De bondscoach was opgelucht, blij en tevreden met de zege. Zijn opbeurende inschatting van de kansen van Oranje kan de realiteit niet verbloemen. Het was opnieuw een week waarin het Nederlandse voetbal een flinke knauw kreeg te verwerken.