De trainer/coach die ooit het verwijt kreeg tactische zelfmoord te plegen, werd vorige week door zijn vakbroeders gekozen tot de beste van het jaar. En als Peter Bosz woensdagavond met Ajax de Europa League wint, heeft hij het Nederlandse voetbal zelfs terug op de kaart gezet. Hoe idealisme veranderde in realiteit.
Voor de rust kwamen de doelpunten van Graziano Pellè (2), John Goossens en Lex Immers. Na de rust voerden Ruben Schaken en opnieuw Goossens de score op naar een vernietigende 6-0 zege voor Feyenoord. Het was een heerlijke zondag-middag, 28 april 2013, en Het Legioen vermaakte zich opperbest in De Kuip. Dit ging wel heel erg gemakkelijk. Normaliter kwamen tegenstanders naar Rotterdam-Zuid om zich in te graven en de huid zo duur mogelijk te verkopen, maar Heracles Almelo had de rode loper uitgerold. Drie verdedigers (Milano Koenders, Ben Rienstra en Bart Schenkeveld) tegen Pellè, Schaken en Goossens zonder enige rugdekking en op de flanken Thomas Bruns en Dragan Paljic die meer middenvelders dan backs zijn. In Rotterdam werd wat gegniffeld om zoveel naïviteit. Alsof je zonder enige verdediging probeert Mike Tyson te lijf te gaan... Dan kun je weleens tegen een klap aanlopen.
Het was een wedstrijd die wat Heracles betreft dat seizoen niet op zichzelf stond. Van PSV verloor de ploeg met 4-0 en 1-5, Ajax schoot de bal in Amsterdam vier keer achter doelman Remko Pasveer en in eigen huis tegen Vitesse werd het een opwindende 3-5.
Daartegenover stonden ook dikke overwinningen op Roda JC (5-1) en RKC Waalwijk (4-0), plus een spectaculaire 6-3 tegen SC Heerenveen. Heracles eindigde die jaargang als twaalfde, met 38 punten. De ploeg maakte 58 doelpunten, bijna evenveel als nummer drie Feyenoord, maar kreeg er ook 71 tegen. Alleen nummer achttien Willem II incasseerde meer treffers.
Voor een coach zijn dat soort cijfers normaal gesproken een nachtmerrie. Iedereen begint namelijk van achteren te bouwen aan zijn ploeg. Safety first en daarna pas denken aan de aanval.
Het 3-4-3-systeem van Peter Bosz en Heracles leek in de praktijk veel op het tegenovergestelde. Zelfs met Ajax of PSV, die altijd de bal hadden, was een dergelijke tactiek al riskant, laat staan met een ploeg als Heracles die heel vaak spelers van mindere kwaliteit had dan de tegenstander. Toch was het 3-4-3 ontstaan in de praktijk. ‘Bij een achterstand schakelden we in de tweede helft over naar 3-4-3. Dat liep zó goed dat ik dacht: Waarom begínnen we ook niet op deze manier?’, motiveerde Bosz destijds zijn tactische keuze. ‘Bovendien lopen in deze selectie zoveel goede middenvelders rond. Ik vind het gewoon zonde iemand met zoveel kwaliteit op de reservebank te laten beginnen.’
Beperkingen
Uiteindelijk ondervond ook Bosz de beperkingen van het 3-4-3-systeem. Een geweldige speelwijze om aan te vallen, balbezit te houden en het ritme van de wedstrijd te bepalen, als er op de flanken wordt gekozen voor echte buitenspelers of offensief ingestelde middenvelders in plaats van backs die achter de bal blijven. Dan zijn er op papier vijf aanvallende spelers die de verdediging van de tegenpartij pijn kunnen doen. Die veldbezetting heeft echter ook consequenties bij balverlies. Met slechts drie spelers achterin is het niet mogelijk de gehele breedte van het veld te verdedigen. Daarom moet de ploeg zonder bal heel snel omschakelen. Dat geldt zowel voor een elftal dat meteen druk wil zetten op de bal als voor een team dat zich terugtrekt bij balverlies. Wanneer de aanvallers niet op tijd de ruimtes afschermen of verdedigen, dan ligt er een gapende ruimte waarvan een tegenstander kan profiteren. Met andere woorden: ook bij dit systeem bepaalt uiteindelijk de kwaliteit van de spelers of het wel of niet goed wordt uitgevoerd.
Dat moest ook Bosz uiteindelijk erkennen. ’We gaan weer 4-3-3 spelen, omdat we meer grip op de wedstrijden willen krijgen’, zei hij na overleg met de rest van de technische staf. ‘We hebben in het systeem met drie verdedigers te vaak achter de feiten aangelopen, zaken moeten repareren en te veel tegengoals gekregen.’