Real Madrid is niet de ploeg met het beste positiespel van Europa, noch de ploeg met de beste verdedigende organisatie. Toch heeft De Koninklijke voor het tweede jaar op rij de Champions League gewonnen. Een analyse van de twee gezichten van Real in de finale tegen Juventus.
Sluipmoordenaars
De eindstrijd van de Champions League is het afgelopen decennium vaak een gevecht geweest tussen ploegen die de bal domineren en ploegen die de ruimtes controleren. Met superieur positiespel is Barcelona de belangrijkste vertegenwoordiger van de eerste categorie. De manier waarop de ploeg van trainer Pep Guardiola in 2009 en 2011 afrekent met Manchester United, lijkt een voorbode van een stijlbreuk. Resultaat halen met dominant voetbal blijkt nog altijd mogelijk. Daar tegenover staat het succes van de moderne counterploegen. Met een flexibele verdedigende organisatie worden de ruimtes in het centrum van het veld zo klein mogelijk gemaakt. Gerichte aanpassingen moeten tegenstanders in de vooraf opgezette val lokken. José Mourinho zegeviert op deze manier met zowel FC Porto als Internazionale. Zijn ideeën worden nieuw leven ingeblazen door underdogs als Chelsea, Borussia Dortmund en Atlético Madrid, waarvoor de omschakeling de sleutel is naar een finaleplaats.
Real Madrid valt niet te categoriseren in een van deze hokjes. Het succesrecept van trainer Zinedine Zidane is opgebouwd uit bouwstenen van beide stromingen. Voor de 44-jarige Fransman bepalen de spelers de speelwijze, in plaats van dat hij voetballers probeert in te passen binnen de mal van een eenduidige visie.
In de eerste helft tegen Juventus toont Real het gezicht van de geslepen counterploeg. Onder aanvoering van spelmaker Miralem Pjanic neemt de Oude Dame nadrukkelijk het heft in handen, wat voor de Madrilenen het signaal is om gegroepeerd in te zakken. Met twee linies van vier kort op elkaar wordt het aantal uitgespeelde kansen van Juventus tot een minimum beperkt. Zo leidt het optische veldoverwicht vooral tot doelpogingen vanuit de tweede lijn. Als een van de twee aanvallers wordt het defensieve werk van Cristiano Ronaldo bovendien beperkt. Hierdoor is de Portugees in staat om samen met bliksemafleider Karim Benzema zijn energie te steken in gevaarlijke tegenaanvallen.
Bij de openingstreffer van Ronaldo komt de effectiviteit van deze countertactiek perfect naar voren. Op het moment dat Isco en Luka Modric gezamenlijk de bal veroveren aan de linkerkant van het veld op iets meer dan zestien meter van de eigen achterlijn, staan vijf Real-spelers gepositioneerd in het strafschopgebied. Zoals ook Isco, Modric en Toni Kroos onderdeel zijn van het compacte blok dat Juventus weghoudt bij de goal. In zestien seconden na de balverovering wordt met korte passes het hele veld overgestoken. Benzema maakt zich nuttig door de twee centrumverdedigers bezig te houden en creëert daarmee ruimte voor Ronaldo aan de rechterkant. Een combinatie met de opgestoomde rechtsback Dani Carvajal en een geplaatst schot later heeft Real de voorsprong te pakken. In dit soort fases roepen de sluipmoordenaars uit Madrid herinneringen op aan de jaren onder Mourinho, toen Zidane de Portugese tacticus ondersteunde als adviseur, technisch directeur en assistent.