Italië heeft tegen Spanje geen moment het voetbal kunnen laten zien waarmee dit EK indruk gemaakt is. Tactische analyse van de manier waarop Spanje dat voor elkaar gekregen heeft.
Tot de halve finale hebben slechts twee antwoorden mogelijk geleken op de tactiek van Italië. Vanuit een 4-3-3 komt de ploeg van Roberto Mancini steeds uit in een 3-2-4-1. Waarin rechtsback Giovanni Di Lorenzo de derde centrale verdediger is en de linksachter de linksbuiten. Voor Zwitserland, Wales en België is dat mede aanleiding geweest om vijf verdedigers tegenover de vijf Italiaanse aanvallers te zetten. Oostenrijk heeft de tweede smaak geprobeerd door met Konrad Laimer een mandekker opgeofferd aan Leonardo Spinazzola.
Mogelijk mede ingegeven door de afwezigheid van Spinazzola met een blessure durft Spanje een veel riskanter strijdplan aan. Bondscoach Luis Enrique redeneert niet uit angst, maar zoekt een manier om de Italiaanse aanvalsopbouw in zijn voordeel te gebruiken.
De pressingtactiek van Luis Enrique gaat gepaard met wat wijzigingen in zijn opstellingen. Eric Garcia keert terug in het centrum van de defensie naast Aymeric Laporte. Belangrijker zijn de wisselingen in de voorhoede. Daar worden Pablo Sarabia (blessure) en Álvaro Morata niet opgesteld en krijgen Mikel Oryazabal en Dani Olmo de kans. Laatsgenoemde is belangrijk door als spits uit te zakken om Spanje op het middenveld een vrije man te geven, maar voor het wedstrijdbeeld blijkt Oryazabal nog belangrijker.
Oryazabal loopt niet achter Emerson aan, maar jaagt consequent vooruit in de richting van Giorgio Chiellini. Die zet levert zowel Spanje als Italië doelrijpe kansen op.