Een middenvelder bij Liverpool hoeft geen passes te geven en een back hoeft nauwelijks te verdedigen. Hoe Jürgen Klopp de spelersrollen bij zijn elftal heeft omgedraaid.
Nog niet eens zo heel lang geleden leek Pep Guardiola de code naar het voetbal van de toekomst gekraakt te hebben. Zijn Barcelona was een voorbeeld voor trainers over de hele wereld. Wil je meer wedstrijden winnen? Dan moet je het middenveld domineren. Meer balbezit, meer passes en meer spelers die het centrum bezetten, werden voor steeds meer teams de ingrediënten van het succesrecept. Barcelona won er sinds 2006 vier keer de Champions League mee, Spanje pakte twee Europese titels en één wereldtitel, Duitsland werd met deze methode eveneens wereldkampioen en de successen van Real Madrid vallen moeilijk los te zien van technische middenvelders als Luka Modric, Toni Kroos en Isco. In een sport waarin de spelers steeds fitter en de ruimtes steeds kleiner worden, wijzen kleine, dynamische spelmakers de weg naar voren.
Zelfs de fysiek sterke Premier League heeft Guardiola met deze zienswijze op de knieën gekregen. Hoewel Manchester City het ene na het andere record verbreekt, brengt Jürgen Klopp met Liverpool een steeds sterkere tegenbeweging op gang. Op Anfield hebben de middenvelders een onzichtbaarheidsmantel gekregen en hebben spelers op andere posities hun traditionele rollen overgenomen.