Voor het eerst in twintig jaar is de Champions League weer gewonnen door een team met drie centrale verdedigers. Chelsea versloeg zo de 4-3-3 van het Manchester City van Pep Guardiola. Hoe Thomas Tuchel het systeem van de toekomst introduceerde.
De Duitse voetbalrevolutie heeft zijn eigen kind opgegeten. Toen de leermeester van Thomas Tuchel in 1998 een nationaal podium kreeg op de ZDF, was de eerste vraag wat nu eigenlijk bedoeld werd met al dat gepraat over een viererkette. Ralf Rangnick was destijds trainer bij het nietige Ulm. Een van de weinige clubs in Duitsland die op dat moment aantrad zonder libero. Sinds de jaren zeventig was dat dé kenmerkende positie geweest van het Duitse voetbal. Waar de laatste man in Italië een slot op de deur was, vulde Franz Beckenbauer die rol een stuk eleganter in. Hij bespeelde met spelinzicht de ruimte achter de defensie en schakelde zich aanvallend in als een extra middenvelder. Sindsdien werden alle spelbepalers daar neergezet. Denk aan Bernard Dietz, Klaus Augenthaler, Matthias Sammer en Lothar Matthaüs. Het pleidooi van theoretici als Rangnick voor een viermansdefensie viel daarom helemaal verkeerd. De positie van Beckenbauer afschaffen stond gelijk aan heiligschennis.
Toch kregen Rangnick en de zijnen het gelijk van de geschiedenis. De libero kende een laatste opleving met de Champions League-winst van Bayern München in 2001 en de finaleplaats van Duitsland op het WK 2002. Daarna volgde een diepe sportieve crisis die zuurstof gaf aan het revolutionaire vuur van de viermansverdediging. Geïnspireerd door het Dynamo Kiev van Valeri Lobanovski en het AC Milan van Arrigo Sacchi ontstond een pressingstijl die spotte met alle Duitse voetbalwetten. Mandekking werd zoneverdediging, 5-3-2 werd 4-4-2 en inzakken werd druk zetten. Toen Jürgen Klopp dit heavy metal-voetbal succesvol maakte, had niemand het meer over Beckenbauer. Met aanstellingen bij Europese topclubs werd het evangelie van de viererkette zelfs ver buiten Duitsland verspreid.