Daley Blind en Erik ten Hag glommen van trots toen ze na de 4-0 zege op Borussia Dortmund spraken over de pressing. Hoe Ajax ondanks een ondertal op het middenveld voortdurend druk naar voren heeft kunnen ontwikkelen.
Sinds de aanstelling van Erik ten Hag wordt consequent op dezelfde manier druk gezet. Cijfermatig is dat - in de woorden van Ivo Niehe - unaniem een belachelijk groot succes. Ajax verovert in de Eredivise al jaren met afstand de meeste ballen in het laatste derde van het veld. In de Champions League blinkt Ajax daar eveneens in uit. De 45 veroveringen in die posities diep op de helft van de tegenstander worden door niemand geëvenaard. Evenals de tien schoten en twee goals die daaruit voort zijn gekomen.
Tegen Borussia Dortmund is het Ajax liefst zestien keer gelukt om de bal in het laatste derde - heel ver van het eigen doel - af te pakken. De hoogste score op dit vlak? De 23 heroveringen van Ajax tegen Besiktas eerder dit seizoen. Dat dit tegen Dortmund opnieuw een succes is gebleken, is extra knap omdat de ploeg van Ten Hag gedwongen is om de reguliere aanpak licht aan te passen.