Als kind tuurde Cuco Martina (29) eindeloos naar De Kuip. In de hoop er ooit te spelen als Feyenoorder. Zover is het nu, tot verwondering van hemzelf. Al beseft de Rotterdammer dat hij niet op het gemakkelijkste moment is binnengewandeld bij zijn droomclub. ‘Maar’, zegt de van Everton gehuurde verdediger, ‘deze club kan en hoort volgend seizoen weer om het kampioenschap te spelen.’
Het zijn vrij donkere tijden in De Kuip. Feyenoord speelt nagenoeg nergens meer voor, technisch directeur Martin van Geel weet zich het mikpunt van boze supporters en vertrekt komende zomer. En voor het eerst sinds jaren vertonen de tribunes van ’s lands grootste volksclub lege plekken. Kortom, typisch van die omstandigheden waarin het voor betrokkenen prettig moet zijn Cuco Martina af en toe tegen te komen bij de koffieautomaat. Hoe guur en kil de wind ook is, die soms vanaf de Maas waait, voor de van Everton gehuurde verdediger lijkt Rotterdam-Zuid als een tropisch stukje strand met zwierige golven te voelen. Dat straalt hij althans aanhoudend uit. ‘Prachtig’ en ‘super fijn’, zo betitelt hij er zijn verblijf, dat nu een ruim twee maanden duurt. En: ‘Dit is een droom die uitkomt.’
Om misverstanden te voorkomen: het raakt de vroegere jeugdspeler van Feyenoord ontegenzeggelijk, de moeilijke fase waarin de ploeg van scheidend trainer Giovanni van Bronckhorst verkeert. Het zegt hem pijn te doen zelfs, het feit dat de landskampioen van 2017 dit seizoen hooguit nog derde kan worden in de Eredivisie. Alleen is de verdediger niet het type dat graag het negatieve omarmt. Het tegendeel eerder. ‘We moeten zorgen dat we derde worden’, zegt hij. ‘En ik geloof erin dat ons dat gaat lukken.’
Typisch Martina, weten mensen om hem heen. In zijn nooit aflatende enthousiasme vertoont de Feyenoord-verdediger wel enige gelijkenissen met Churandy Martina, de atleet – geen familie – die zelfs in een compleet afgebrand stuk bos nog net dat ene mooie tulpje ziet bloeien. ‘Weet je’, vervolgt de veertigvoudige international van Curaçao. ‘Iedereen doet zijn best, iedereen wil dat we uit deze moeilijke periode komen. En dan kunnen we maar één ding doen: de schouders eronder zetten. En dan zul je zien dat we nog een heel eind gaan komen.’