De strijd om de Copa Libertadores kent deze maand een daverende climax met de finalewedstrijden tussen Boca Juniors en River Plate. Het is een confrontatie die is aangekondigd als de clash van de eeuw. Over voetbal zoals wij dat hier in Europa helemaal niet kennen.
Stel het volgende voor. Dat PSV een uitwedstrijd speelt en bij een overstap te horen krijgt dat zeven van 25 selectiespelers vanwege verkeerde documenten niet mogen meevliegen naar de eindbestemming. Dat de ploeg door alle oponthoud veel te laat arriveert voor de wedstrijd, dat er geen tijd is voor een warming-up en dat alle bagage verdwenen is. Dat toevallig in dezelfde stad een toernooi wordt afgewerkt door Onder-20 ploegen en dat PSV shirts leent van een van die ploegen om de wedstrijd te kunnen spelen en die wedstrijd nog wint ook. Te veel drama? Met een Europese bril op misschien wel, maar voor elke uitwedstrijd in het toernooi om de Copa Libertadores is het zo'n beetje het uitgangspunt. Bovenstaand scenario overkwam het Argentijnse Atlético Tucumán recent toen het in Ecuador moest voetballen, daar met slechts negentien spelers aankwam en alle kledingtassen op mysterieuze wijze spoorloos bleken. Het is de chaos die als normaal wordt ervaren in het Zuid-Amerikaanse voetbal. Daar geen scheidsrechters die op alle velden stipt op hetzelfde tijdstip tegelijk op hun fluitje blazen. Het kan je als bezoekende ploeg ook zomaar gebeuren dat je een kleedkamer in Colombia binnenstapt en dat die kleedkamer een halve meter onder water staat. Het is een wat eigenaardige vorm van gastvrijheid.