Met bewondering keek André Krul maandagavond naar Keeper, de documentaire van Johan Kramer over de voetbalpositie die met de mooiste en vreemdste verhalen is omgeven. Krul zag hoe aan de hand van verschillende verhaallijnen zowel de schoonheid als de frustratie van het doelmannenbestaan treffend werd weergegeven. 'Zonder dat de maker er zelf heel duidelijk een sticker op heeft willen plakken: alle keepers zijn mafkezen, of zo', zegt Krul, zelf sluitpost van beroep. 'Als hij dat cliché wel heel duidelijk naar voren had willen laten komen, dan had hij extremere types voor zijn film gekozen.'
Iemand als André Krul, bijvoorbeeld. Hij is een doelman van het avontuurlijke soort. Al dekt de term roekeloos de lading wat beter. Op het veld is de 33-jarige Noord-Hollander van het slag dat zich met gevaar voor eigen leven voor elke bal stort, daarbuiten vaart hij ook puur op zijn gevoel. Zelfs als dat hem naar een spookhuisstadionnetje in het Andesgebergte, een Puerto Ricaanse gevangenis, een Duits studentenhuis of de door een lekkende kernreactor verwoeste omgeving van Fukushima voert. Krul is het Nederlandse antwoord op de Duitse adrenalinejunk Lutz Pfannenstiel; een vliegende keeper in letterlijke zin. Bij vijftien clubs op vijf continenten stond hij al tussen de palen. En nog altijd is zijn honger naar nieuwe anekdotes niet gestild.