Danny van Bakel (33) werd in Vietnam al verliefd, vader en Vietnamees. Nu hoopt Nguyen Van Bakel, zoals hij tegenwoordig heet, kampioen te worden van het Aziatische land. Het zou de bekroning zijn van een wonderlijke loopbaan, die al vroeg leek te stranden in de onderwereld.
Kroif, Kroif, Kroif. Danny van Bakel wordt er soms een beetje flauw van, zo vaak als zijn trainer Ljubomir Petrovic tegen hem over de grootste Nederlandse voetballer ooit begint. Hij kan de anekdotes en de citaten wel dromen. ‘Je hoeft niet veel te lopen, als je maar slim loopt; dat werk’, zegt Van Bakel, terwijl hij tijdens een korte vakantie in Nederland kroketten wegwerkt op een Eindhovens terras.
Petrovic stond ooit, een club of twintig geleden, langs de lijn bij Espanyol. Stadgenoot Barcelona werd getraind door Johan Cruijff, en aan een paar ontmoetingen hield de Serviër een tomeloze bewondering voor de Amsterdammer en het Nederlandse voetbal over. De man die Rode Ster Belgrado in 1991 naar de Europa Cup I leidde, was verheugd toen hij begin dit jaar bij Thanh Hóa in Vietnam op een voetballer uit het beloofde land stuitte. Maar Danny van Bakel hielp Petrovic snel uit de droom: niet elke Nederlandse voetballer is een esthetisch wonder. De speelstijl van de 1 meter 92 lange Van Bakel doet denken aan de wijze waarop acteur Chuck Norris zich vroeger dikwijls een weg baande door een woud van Aziatische figuranten: smijtend en schoppend werkt hij zijn tegenstanders tegen de vlakte. In Nederland kwam hij er niet verder mee dan de bank van Helmond Sport, maar na zijn entree in Vietnam zes jaar geleden werd hij al gauw op handen gedragen. Fans reageerden dolenthousiast op de fysiek sterke verdediger, voetbalkenners begonnen een lobby om hem in het nationale team te krijgen en de clubs stonden voor hem in de rij.
Thanh Hóa is Van Bakels derde werkgever in Vietnam, een land dat hij voor hij in het vliegtuig stapte, slechts kende van loempia’s en de tv-serie Tour of Duty. Halverwege de competitie deelt Thanh Hóa de koppositie met twee andere ploegen en fantaseert de Nederlander over een eerste kampioenschap. ‘Het zou ook de eerste titel voor de club zijn. Onze fans nemen geen genoegen meer met de tweede plaats. Thanh Hóa is de kapitaalkrachtigste club van het land. Voetbal in Vietnam is een soort monopolie: je hebt alles of je hebt niks. Bij ons groeien de bomen tot in de hemel. Er is een blik Vietnamese internationals opengetrokken, op ons trainingscomplex is een vijfsterrenresort gebouwd en de Allianz Arena van Bayern München staat model voor een nieuw stadion.’
De speelstijl van Van Bakel doet denken aan Chuck Norris die zich smijtend en schoppend een weg baant door een woud van Aziatische figuranten
Van Bakel zal er niet meer in spelen. Jaren vechtvoetbal onder tropische omstandigheden hebben erin gehakt, in de Vietnamese competitie denkt hij het hooguit nog een paar jaar vol te kunnen houden.
‘Hé Tingeling’
Van Bakel vermoedt dat Petrovic stilletjes huilt zodra hij de bal beroert, maar de Brabander is nog altijd een vaste waarde in de ploeg. ‘Deze trainer wil me zelfs af en toe laten doorschuiven naar het middenveld, dat had ik al zes jaar niet meer gedaan. Maar ik sta er vooral om spitsen uit te schakelen en om leiding te geven aan de verdediging. Ik moet de andere jongens bij de les houden. We hebben een rechtsback die elke keer mee naar voren rent. Ook als we in de laatste minuut met 2-1 voor staan, maakt hem niks uit. Als hij bij de achterlijn is, dan blijft hij daar vaak maar een beetje staan en moet ik naar hem schreeuwen dat-ie als de sodemieter terugkomt. De eerste keer dat we samenspeelden, was ik zijn naam kwijt. Hij stond helemaal aan de andere kant van het veld, en het enige wat ik nog wist, was dat het iets met een bel te maken had. Ik roepen: ‘Hé Tingeling!’ ‘Bim Bam!’ ‘Ting ting!’ ‘Tjing Tjing!’ Even later zag ik de achterkant van zijn shirt. Oh ja, Ding Dong.’