Als puber zocht hij de grens op en soms ging hij eroverheen, maar altijd nam hij het voor de zwakkeren op. In het Continium, een museum in Kerkrade, blikt Roda JC-speler Nathan Rutjes met zoon Lavezzi aan de hand terug op zijn jeugd. ‘Mensen twijfelen er weleens aan of ik echt zo ben.’
Als enig kind vroeg Nathan Rutjes zijn ouders om een broertje of zusje, en later om een hond. Omdat hij iemand miste om voor te zorgen. ‘Dus zorgde ik voor mijn ouders, vooral voor mijn moeder. Van de zakcentjes die ik kreeg, kocht ik wat voor haar. Een bloem of van die beertjes. Altijd nam ik wat mee. Mijn moeder en ik waren meestal met zijn tweeën thuis. Mijn vader ging om half zes de deur uit en kwam om zeven uur thuis. En dan woonden we in Charlois op drie hoog in een portiek-woning. Waar ik een koude douche had als mijn moeder er te lang onder had gestaan. Je snapt dat ik nooit een koude douche had. En eens in de paar weken werd ik in een teil gebadderd. Vanaf het moment dat mijn haar groeide, heeft mijn moeder mijn mat laten staan. Zo lang staat hij er al. Ik ben wel een apart mannetje ook, hoor. Toen mensen erover gingen klagen, had ik zoiets van: Krijg het lekker… Dan laat ik ’m staan.’