Onder leiding van Julian Nagelsmann heeft 1899 Hoffenheim zich dit seizoen gekwalificeerd voor de Champions League. VI ging in het seizoen 2007/08 al op bezoek bij Hoffenheim, dat toen nog uitkwam in de Tweede Bundesliga. In VI Rebound wordt deze reportage opnieuw onder de aandacht gebracht.
Aangezien we toch in Duitsland zijn: hier had de trein van de Duitse schlagerzanger Christian Anders kunnen boemelen. Es fährt ein Zug nach Nirgendwo. Hier is Hoffenheim, een vlek, niet eens een dorp eigenlijk. Eén flinke hoestbui, een keer niezen en het gehucht is alweer een plaatje in de achteruitkijkspiegel. Op de grens van Midden- en Zuid-Duitsland zijn een paar straten, een zebrapad, een kerk, een beduimelde kroeg en wat grappige vakwerkhuisjes op een hoop gegooid en ze noemen het Hoffenheim. Nirgendwo.
In Hoffenheim wonen nog de vrije mensen van deze planeet, die niet gegijzeld worden door moderne lasten als megadisco’s, internet of een woud aan satellietschotels op de daken. Het is een ruraal stilteoord, een paradijs voor rozenfokkers, graanboeren en schapenhoeders, waar het leven op het eerste oog nog bijna bevroren is als in een landschap van Anton Pieck. Slechts af en toe beweegt er in Hoffenheim iets. Als groenteboerin Leonora de vers geplukte appels buiten stalt, bijvoorbeeld. Of als de hond van de slager achter de kat van de bakker aanjaagt. De roze pizzeria naast de kerk is gesloten bij gebrek aan klandizie. De laatste volkstelling van 2006 wees uit dat er slechts 3.272 mensen op deze bedaarde vlakte wonen. Nirgendwo.
Daarom is het ook niet voor te stellen. Hier, midden op het platteland, wordt een serieuze aanval geregisseerd op de gevestigde voetbalorde van Duitsland. Hier moet TSG Hoffenheim 1899, waar boerenknechten en graandorsers honderd jaren lang slechts kleunden en trapten voor de glorie van het dorp, getransformeerd worden tot een succesvolle Bundesligaclub. Hier, waar ze niet eens een bioscoop hebben, wordt een hypermodern stadion uit de akkergrond gestampt met plaats voor 32 duizend mensen, ofwel tien keer het inwonertal van Hoffenheim. Hier dus, moet Nirgendwo de nieuwste metropool van de voetbalwereld worden en jaarlijks de hymne van de Champions League galmen.
Het meer dan stoute plan is afkomstig van Dietmar Hopp. In de jaren zestig was hij een alleraardigste linksbuiten van TSG Hoffenheim. Voor elke gemaakte goal kreeg hij van vakslager Hesse een doos leverworst cadeau. Zelfgemaakt, uiteraard. Tegenwoordig heeft hij de genereuze rol van de slager overgenomen en is Hopp degene die de spelers van Hoffe honoreert. Dat gaat met miljoenen tegelijk, maar de linksbuiten van weleer kan het lijden. De inmiddels gepensioneerde Hopp (67) is oprichter van SAP, de grootste softwarefabrikant van Europa, behoort tot de tien rijkste mensen van Duitsland en heeft een geschat vermogen van 6,3 miljard euro.
Hopp geldt als de schutspatroon van de gehele regio, een geleider van het gedeelde succes. Via de Dietmar Hopp Stichting steunde de mecenas ziekenhuizen, scholen en bejaardencentra, hij schonk medische apparatuur aan de universiteit van Heidelberg, redde de voormalige Bundesligaclub Waldhoff Mannheim met een donatie van drie miljoen euro van een faillissement, is sponsor van jeugdige handballers uit Heidelberg en jonge ijshockeyers uit Mannheim en heeft in de omgeving van Hoffenheim vier sport-en opleidingscentra voor de jeugd laten aanleggen. De zegen van Onze Lieve Heer heeft Hopp ook al afgesmeekt, want hij schonk de plaatselijke kerk een gebedstuin en een belichtingsinstallatie. Pastoor Werner Bär sloeg in dankbaarheid een kruis.
Vader Hopp
Dietmar Hopp geldt als een van de succesvolste Duitse ondernemers van de afgelopen 35 jaar. In Walldorf – een paar kilometer van Hoffenheim – richt hij in 1972 samen met vier collega’s het Unternehmen Systemanalyse und Programmentwicklung op, het tegenwoordige SAP. Na de beursgang in 1988 bouwt Hopp SAP uit tot een van de succesvolste software-ondernemingen ter wereld. Het bedrijf heeft in 2007 een jaaromzet van 10,3 miljard euro en telt ruim 42 duizend werknemers in vijftig landen. Slechts Microsoft en Oracle zijn in deze branche groter.
Als bestuursvoorzitter van SAP viel Hopp ook op door zijn sociale en losse manier van leidinggeven. Omdat sommige werknemers ’s nachts beter kunnen denken en anderen zich weer lekkerder voelen in een slobberig T-shirt en jeans, schafte hij verplichte begintijden en werkkleding af. Toen in een snikhete zomer een manager verzocht om airco in zijn kantoor, kreeg hij nul op het request van Hopp, die van mening was dat een dergelijk standsverschil tussen management en werkvloer niet past bij SAP. Om werknemers aan het bedrijf te binden, kregen ze renteloze leningen om een huis te bouwen, een jaar volledig doorbetaald bij ziekte en gratis sportfaciliteiten aangeboden. Toen Hopp in 1998 terugtrad als bestuursvoorzitter stroomden duizenden werknemers spontaan naar het hoofdkantoor in Walldorf om hem een aubade te brengen. ‘Marmor, Stein und Eisen bricht, aber unsere Liebe nicht’, zongen ze Hopp toe, die binnen het bedrijf liefkozend Vader Hopp werd genoemd.
De verkoop van een deel van zijn aandelen SAP maakte Hopp tot een van de tien rijkste mensen van Duitsland. Zijn privévermogen wordt geschat op 6,3 miljard euro. Nadat hij in 2003 was teruggetreden als voorzitter van de raad van toezicht bij SAP, investeerde Hopp in startende ondernemingen in de bio-techbranche, onroerend goed, hotels en talrijke sociale projecten. Dat laatste doet hij met de Dietmar Hopp Stichting, die in 1996 werd opgericht. Als startkapitaal bracht Hopp 110 miljoen aandelen SAP in. Inmiddels is er voor 120 miljoen euro aan projecten uitgekeerd. Kernpunten zijn gezondheid, scholing, sociale ontwikkeling en jeugdsport.
De in 1940 geboren Hopp zorgde er ook voor dat het boek Uit Hoffenheim gedeporteerd van Manfred en Heinz Mayer werd vertaald van het Engels in het Duits. Hopps vader was in de Reichskristallnacht van 1938 als officier in het Duitse leger betrokken bij de verwoesting van de synagoge in Hoffenheim. Manfred en Heinz Mayer zijn twee Joodse broers die hun jeugd in het dorp doorbrachten en de Holocaust overleefden. Later haalde Hopp de broers, hun kinderen en kleinkinderen naar Hoffenheim voor een verzoeningsbijeenkomst met zijn eigen familie.
Zijn betrokkenheid bij TSG Hoffenheim 1899, de club waar hij als jongen voetbalde, kwam in 1989 van de grond. Hoffenheim stond op het punt te degraderen naar de Kreisliga A en Hopp schoot te hulp met tienduizend DMark om fatsoenlijke ballen en trainingsuitrusting te kunnen kopen. Later realiseerde hij de bouw van trainingsfaciliteiten voor de jeugd. Inmiddels heeft de club in de omgeving vier zogenoemde jeugdopleidingscentra, waar meer dan duizend kinderen voetballen. Hopp investeerde bij Hoffenheim de afgelopen jaren voor zo’n twintig miljoen euro in infrastructuur en opleidingsfaciliteiten. Ook schonk hij Hoffenheim in 1999 het huidige Dietmar Hopp-stadion. Voor het openingsduel van de accommodatie met 6.350 plaatsen, kwam het grote Bayern München van zijn golfvriend Franz Beckenbauer opdraven. In het nieuwe Hopp-stadion dat momenteel gebouwd wordt, moet Bayern München jaarlijks als tegenstander van Hoffenheim gaan fungeren. En wel in de top van de Bundesliga, als het aan Hopp ligt.
TSG Hoffenheim 1899 is echter Hopps ware liefdesbaby. De miljardair is rijker dan de adel van Gloria van Thurn und Taxis of Koning Mohammed van Marokko en rijk genoeg om Bayern München te kopen, Uli Hoeness te ontslaan en zelf voor manager te gaan spelen. Dat is echter van een te simpele orde voor de ondernemer pur sang. Hopp wil iets realiseren wat de Duitse sportgeschiedenis nog nooit heeft beleefd. Vanuit het niets van Hoffenheim, dat Nirgendwo, wil hij de gevestigde voetbalwereld veroveren en verbluffen. Hij is met de dorpsclub aardig op weg. Vorig jaar speelde Hoffenheim officieel nog amateurvoetbal in de Regionalliga, dit seizoen debuteert de club in de Tweede Bundesliga, uiterlijk in 2010 moet de grote promotie gerealiseerd zijn. ‘Dan word ik zeventig jaar. Een mooier cadeau zou ik me niet kunnen wensen’, zegt Hopp.
Projekt Hoffenheim, zo wordt het voornemen genoemd. Dat klinkt als tekentafelgereutel, klinisch en technisch. Het zijn echter vooral de mensen van Hoffenheim die het plan bijzonder maken, want ze ademen allemaal kwaliteit en specialistische kennis. Ralf Rangnick, die nog niet zo lang geleden Schalke 04 van de zestiende naar de tweede plaats in de Bundesliga leidde, is er trainer. Minstens zo opzienbarend is de verschijning van de directeur opleidingen van Hoffenheim, want dat is Bernhard Peters. Die werd met de Duitse hockeyheren twee keer achtereen wereldkampioen, geld als trendsetter op het gebied van trainingsontwikkeling, opleiding en teambuilding en werd in 2006 door bondscoach Jürgen Klinssman tevergeefs naar voren geschoven als technisch directeur van de Duitse voetbalbond. Met Dr. Hans-Dieter Hermann, die tijdens het WK van 2006 bij de nationale ploeg dienst deed als sportpsycholoog, haalde de club ook nog een andere Klinsi-adept binnen. Voor de dagelijkse leiding plukte Hopp bovendien directeur Jürgen Rotthaus weg bij VfB Stuttgart.
Met de miljoenen van Hopp is inmiddels ook een selectie vol belofte samengesteld. De Braziliaanse jeugdinternational Carlos Eduardo (20) stond in de belangstelling van Sporting Lissabon, FC Porto en Paris Saint-Germain maar het dribbelaartje van Grêmio koos voor Hoffenheim. Voor een transfersom van acht (!) miljoen euro, de hoogste die ooit in de Tweede Bundesliga is betaald. De Nigeriaan Chinedu Obasi (21) had zich bij Lynn Oslo in het gevlei gespeeld van Werder Bremen en Portsmouth, maar ook deze jeugdinternational liet zich afgelopen zomer lokken naar het Duitse dorp. Voor zes miljoen euro. Voor de 22-jarige Senegalees Demba Ba (drie miljoen) en de 24-jarige Zweedse international Per Nilsson (1,9 miljoen) werd al evenzeer fors in de buidel getast. In totaal investeerde TSG Hoffenheim afgelopen zomer na de promotie uit het amateurvoetbal het duizelingwekkende bedrag van 21 miljoen euro in nieuwe voetballers. Slechts Bayern München en VfL Wolfsburg demonstreerden een nog grotere koopwoede.
Hoogste tijd om eens op zoek te gaan naar het kloppende hart van deze zelfbenoemde grootmacht in spé. Het trainingscomplexje van Hoffenheim ligt ingeklemd tussen het tankstation en de Evangelische kerk. Parkeren is alleen mogelijk op de grond van het Godshuis, maar is niet zonder risico, zo blijkt. ‘Wederrechtelijk gebruik van de parkeerplaatsen verplicht u tot het bijwonen van de zondagmis om 10.00 uur’, zo staat er op een onheilspellend bord. Gelukkig gaan we zaterdag alweer weg en wat verder opvalt: de trainingsaccommodatie van de dorpsclub telt liefst vijftien slaapkamers waar de spelers tussen de trainingen door kunnen rusten. ‘Daarmee is dit het grootste hotel van Hoffenheim’, zegt Markus Sieger. ‘Trouwens, ook het enige.’
‘Hoffenheim is de horizon van de eigen fantasie’
Sieger is de mediamanager van TSG Hoffenheim 1899. Hij werkte acht jaar in die hoedanigheid bij SpVgg Unterhaching en verruilde afgelopen zomer vrijwillig de bruisende metropool München voor de landelijke leegheid van Hoffenheim, om – zoals hij het zelf zegt – ‘opgenomen te worden in het spannendste avontuur dat het Duitse voetbal ooit heeft gekend.’ Sieger neemt ons mee naar zijn werkruimte, een container, waar elk moment een persconferentie kan beginnen. Trainer Ralf Rangnick zal zijn licht laten schijnen over de aanstaande wedstrijd tegen SC Freiburg, de Heilbronner Stimme en de Rhein-Neckar-Zeitung zitten verwachtingsvol klaar en Radio Regenboog gaat over vijf minuten live. Er komen koffie en koeken ter tafel, het gaat er knus en kneuterig aan toe en het mannetje van de radio vraagt of wij ook even wat in de microfoon willen zeggen. Want: ‘Laatst was hier al een Noorse tv-ploeg en nu zijn er weer Holländer in Hoffenheim. Wat een verhaal.’
Even later zitten we oog in oog met Ralf Rangnick, die ook buiten Hoffenheim wereldberoemd is. In 2005 had hij met Schalke 04 spetterende Champions League-wedstrijden gespeeld tegen AC Milan en PSV, maar toch twijfelde de clubleiding of zijn contract moest worden verlengd. Moe als hij was van het gekonkel besloot Rangnick om zelf maar zijn vertrek aan te kondigen en om zichzelf én zijn moed te vieren, liep de trainer voor de eerstvolgende wedstrijd tegen FSV Mainz 05 een heuse ereronde voor het eigen publiek. Het Schalke-bestuur vond die actie zo provocerend dat Rangnick direct op non-actief werd gesteld.
En nu maakt-ie deel uit van de stoutmoedige samenzwering van Dietmar Hopp, al ging dat niet zonder slag of stoot. Toen de miljardair de trainer in de zomer van 2006 telefonisch benaderde, vermoedde Rangnick eerst in de maling genomen te worden door een stemimitator. ‘Bovendien, een amateurclub met vijftien slaapkamers voor de spelers, dat gelooft toch niemand?’ Zijn aarzeling had ook nog een mentaal aspect. ‘Hoffenheim speelde op dat moment nog in de Regionalliga. Ik was een trainer die nooit profvoetbal had gespeeld en nooit protectie had genoten van de mannetjesmakers in het voetbal. En toch had ik me in tien jaar tijd opgewerkt naar het niveau Schalke 04. Met mijn geschiedenis is dat in Duitsland echt een bijzondere prestatie. Om dat allemaal op te geven voor wedstrijden op bijvelden naast de grote stadions, was een groot dilemma. Van San Siro van Milaan naar pakweg het hobbelveld van Evelsberg, dat is een emotionele drempel.’
Na vier weken wikken en wegen liet de 49-jarige Rangnick zich uiteindelijk verleiden tot een vijfjarig contract in Hoffenheim. ‘Ik kwam erachter dat ik genoeg had van de willekeur die de Bundesliga regeert. Ik had Schalke van de zestiende naar de tweede plaats geleid, we bereikten de bekerfinale, we haalden gemiddeld meer dan twee punten per wedstrijd. Dat laatste was zelfs een record. En toch twijfelde het bestuur of ik moest blijven. Ik vond dat schizofreen en banaal. In de gesprekken met Hopp kwam ik erachter dat hij in heel andere dimensies denkt. Hij wil geen snel succes, hij wil een fundamenteel succes, gebouwd op structuren.’