In de herfst van 2014 stopte René van der Gijp na drie jaargangen met de rubriek Uitsmijter in VI. In VI Rebound aandacht voor zijn terugblik op deze drie jaar, waarin Oranje-opponent Stanislav Manolev een vaste hoofdrolspeler was: 'Ik ben te lang doorgegaan over het Manolevje.'
‘Nou’, zegt René van der Gijp, ‘zullen we dan maar gaan, pikkie?’
Het is donderdagmiddag en druk in Gouda. Zojuist is hij komen aanrijden in zijn nieuwste auto, een opgepoetste Porsche die glimt als een antieke kast. We gaan op weg naar de binnenstad. Maar hij heeft nog geen tien stappen gezet of hij wordt al staande gehouden. Dit keer door een Marokkaanse jongen in een trainingsjack. Hij is een jaar of vijftien.’
‘Hé! Gijpie!’
‘Hallo jongen.’
‘Hé! Gijpie! Hoe gaat-ie, man? Ik moet altijd lachen om jou, man. Ik zweer je. Echt. Hé Gijpie, gaat het goed? We gaan straks op de foto, toch? Ja, toch? Hé Gijpie?’
‘Tuurlijk wel.’
‘Zó! Leuk dat ik je zie, man.’
‘Ja, tuurlijk wel.’
‘Hé, waar is Johan, man? Waar is die snor?’
‘Geen idee, ouwe reus.’
‘Oh, nou ja. Maakt niet uit. Hé, kom bij me staan, man. We gaan op de foto, Gijpie. Ja, toch?’
Klik! zegt de mobiele telefoon. Daarna worden er handen geschud.
‘Hé Gijpie, bedankt man. Rustig aan, man.’
‘Is goed, lieverd.’
We zijn op weg naar de Markt, naar brasserie De Zalm. Daar, op precies dezelfde plek als waar het ooit begon, komt vanmiddag een einde aan de wekelijkse VI-rubriek Uitsmijter. Het is mooi geweest. Nog één keer zal Van der Gijp zijn tanden in een paar gebakken eieren zetten en tussen het kauwen door over voetbal praten. Daarna stopt hij ermee. Waarom is niet helemaal duidelijk. Een gevoelskwestie. Hij is er gewoon even klaar mee. Verder niks bijzonders.
Met dat besluit komt een abrupt einde aan drie jaargangen van een merkwaardige rubriek. Zoals veel mensen ook altijd ten onrechte denken dat op televisie het gedrag aan de stamtafel van VI gespeeld is, zo geloven veel mensen niet dat Van der Gijp zijn verhaal vanaf de eerste sessie echt bij een uitsmijter deed. Toch was het zo. In de zomermaanden meestal in Het Wapen van Reeuwijk, een heerlijk besloten terras aan de rand van het water, en in de wintermaanden in het Van der Valk Hotel in Nieuwerkerk aan den IJssel. Pas veel later vonden de wekelijkse praatsessies ook weleens per telefoon plaats.
In Reeuwijk kwam op een dag Hans van Breukelen onverwachts het terras op. ‘Ik geloofde nooit dat jullie voor dat kleine stukje daadwerkelijk met elkaar gingen eten’, zei hij verbaasd. ‘Straks ga je me nog vertellen dat jullie ook echt elke keer een uitsmijter eten.’ Precies op dat moment werd Van Breukelen op zijn schouder getikt. De ober. Of hij even opzij kon gaan. Er werden net twee uitsmijters gebracht met de afmeting van een flinke deurmat.