Na jaren door Europa te hebben gezworven, is Alexander Büttner (28) terug waar hij het liefst is: thuis in Kleintjeskamp en bij Vitesse. Er wordt veel van hem verwacht. En dat komt goed uit. Want de voormalige speler van Manchester United, Dinamo Moskou en Anderlecht verwacht ook veel van zichzelf. Over een gewone jongen met een ongewone loopbaan. ‘Soms verbaas ik mezelf nog steeds.’
De bloemen rondom het borstbeeld van Theo Bos staan in volle bloei. Geel-zwart zijn ze, de margrieten. Hoe kan het ook anders bij Mister Vitesse, de man die Arnhem zoveel jaren plezier bracht. De blik van Bos is tegenwoordig in brons gegoten, maar nog net zo stoer en onverschrokken als waarmee hij ooit tegenstanders achterna joeg op Nieuw Monnikenhuize. Het is alsof hij er zo toch nog bij is. Hoewel, dat ís hij natuurlijk ook gewoon, de overleden clubicoon. En het zal hem best met trots vervullen dat het zijn cluppie eindelijk weer goed gaat. De KNVB-bekerwinst, de eerste prijs in de 125-jarige clubhistorie, vormt daarvan het meest tastbare bewijs. Maar misschien nog wel veel waardevoller is de dynamiek die er tegenwoordig hangt. Hier, vanuit zijn perkje op Papendal, ziet Bos hoe Theo Janssen zijn laatste peuk dooft voordat hij als jeugdtrainer aan de slag gaat. Dat Nicky Hofs er zijn familiewagen stalt op de parkeerplaats. En dat belofte Mitchell van Bergen steeds weer een stapje dichter bij een vaste basisplaats in Gelredome komt. Nadrukkelijker dan ooit ademt de club, die zich de laatste twee decennia zo vervreemdde van haar roots, weer het Vitesse-gevoel. Arnhem is terug in het vroegere Hollywood aan de Rijn.
In die zin is het eigenlijk vrij logisch dat Alexander Büttner ook weer deel uitmaakt van de bekerwinnaar, die het zondag in het duel om de Johan Cruijff Schaal opneemt tegen landskampioen Feyenoord. Een Doetinchemmer weliswaar, maar toch. Wel een clubjongen. Iemand die over Vites rept als hij Vitesse bedoelt. Die bij zijn debuut tegen FC Twente in 2008, à la Bos, zijn tanden in overstekend Enschedees wild zette en vervolgens met twee gele kaarten kon inrukken. En die er vandaag bijloopt zoals de supporters van het rauwste kaliber. Bomberjack om de brede schouders getrokken, de haren strak achterovergekamd en een lichaam dat het verhaal van zijn leven vertelt.
‘Deze kus is van mijn moeder’, wijst Büttner naar een getatoeëerde lipafdruk op zijn onder-arm. Even later, als hij zijn shirt omhoog heeft getrokken, en zich op zijn ribbenkast een vuistafdruk openbaart: ‘Is een stempel van mijn pa. Daar geeft hij me altijd een box op.’ Om de rondleiding over zijn lijf vervolgens te besluiten bij de binnenkant van zijn pols. Daarop staat pontificaal het getal 28. ‘Dat rugnummer droeg ik toen ik bij Manchester United debuteerde tegen Wigan Athletic (4-0, red.) en voor een goal en een assist zorgde. Sindsdien is dat mijn geluksgetal.’