Twintig jaar geleden begon Zlatan Ibrahimovic zijn reis richting de wereldtop bij Ajax. Het was een moeizame aanloop. Het verwende Amsterdamse publiek floot de Zweedse belofte uit, van trainer Ronald Koeman mocht hij na één seizoen al vertrekken.
Of het andere tijden zijn. We schrijven de eerste helft van 2001. Willem-Alexander heet dan nog Prins Pils te zijn die op tv zijn verloving bekendmaakt met Máxima Zorreguieta. De Engelstalige Wikipedia gaat van start. Áls de wereld al opgewonden is over besmettelijke ziektes, dan betreft het mond- en klauwzeer, bij varkens. Nederland voert als eerste land ter wereld het homohuwelijk in. En in de Eredivisie wordt PSV kampioen en degradeert RBC naar de Eerste Divisie.
'Je moet gewoon zorgen dat je zó goed bent, dat niemand zijn mond open doet'
En Ajax? De Amsterdamsche Football Club worstelt vooral. Na de welvaart halverwege de jaren negentig is in De Arena de schaarste ingetreden. In het seizoen 1998/99 eindigt de topclub op een beschamende zesde plaats en bij het aanbreken van de nieuwe eeuw is het met de vijfde plaats in de Eredivisie niet veel beter. De trainers Morten Olsen en Jan Wouters worden in die donkere periode ontslagen en bij de club die zo graag wil aanvallen, valt vooral het gebrek aan offensieve stootkracht op. In 1999 is het zwaar behelpen in de zestien en zijn Benni McCarthy en Jari Litmanen samen topscorer met ieder elf competitiegoals. Een jaar later is Richard Knopper van alle Ajacieden het meest trefzeker met vijftien doelpunten. Voorwaar geen aantallen waarvoor de fanfare vrijwillig uitrukt.