Zijn eerste interland zag hij in 1956, West-Duitsland-Nederland 1-2. Daarna was hij op elke eindronde van Oranje aanwezig, als journalist of perschef. Ook in de toekomst zal hij erbij zijn, want zolang de bal rolt, rolt Kees Jansma (72) mee. Hij moet wel. ‘Ik hoef heus niet als George Clooney het leven uit, maar zolang ik er ben, wil ik er wel toe doen.’
‘Veel kan me gestolen worden, maar die WK-medailles zijn voor mij onbetaalbaar’
‘Zie je die medailles daar liggen, die zilveren en bronzen van de WK’s in Zuid-Afrika en Brazilië?’, vraagt Kees Jansma. ‘Die was ik dus kwijt, hè. Gestolen, wég. Mijn vrouw en ik kwamen terug van een wandeling, de jongens lagen nog op bed, toen ik zag dat dát raam daar was ingeslagen. Iemand was hier binnen geweest in mijn kantoor. Alles wat ik prettig, mooi, leuk, goed vond en voor mij van waarde was, had-ie meegenomen. Het toeval wilde dat er een paar dagen eerder een inbraak was geweest in de buurt en een agent kwam even kijken hoe het die mensen verging. Hij zag een man op een racefiets met een tas vol spullen. Raar figuur, dacht hij en hield hem aan. Binnen een uur had ik alles weer terug. Veel kan me gestolen worden, maar die WK-medailles zijn voor mij onbetaalbaar.’
Het ORANJE-GEVOEL
‘Met Oranje zaten we tijdens het EK van 2008 in een hotel in hartje Bern. Vanaf de zoveelste etage – geen idee meer – zagen we beneden die ongelooflijk lange rij Oranje-supporters voorbijtrekken. Kwam geen einde aan. Ik moet zeggen: maakte toch indruk. Zo’n elftal zit weken in een bubbel, heeft in feite geen idee van wat zich daarbuiten afspeelt. Kijkcijfers? Oranje-gevoel? Je hoort en leest erover in Johannesburg en Rio de Janeiro, maar het ebt snel weg in de routine van trainen-spelen; je hebt er geen gevoel bij. Maar toen, in Bern, konden we met eigen ogen zien wat het Nederlands elftal losmaakt.’