
In Balverliefd aandacht voor de gang van zaken achter de voetbalschermen en opvallende gebeurtenissen aan de rand van het veld. Deze week over Karim Mossaoui (32), die het na een loopbaan waarin alles leek tegen te zitten tóch nog schopte tot voetbalfenomeen.
Onlangs ontving Karim Mossaoui op Instagram een bericht waarvan hij toch wel even moest bijkomen. De profvoetballer uit Rotterdam-Kralingen werd overladen met complimenten door een fan. Dat is hij inmiddels wel gewend, hoe gek het voor veel mensen ook mag klinken. Maar daarna kwam het. ‘Ik wil mijn kind naar je vernoemen, vind je dat goed?’, citeert Mossaoui de vraag.
Hij wist niet zo goed wat hij moest antwoorden. Uiteindelijk koos hij voor: ‘Het is niet aan mij om daarvoor toestemming te geven. Maar als het voor jullie goed voelt, moet je het maar doen.’
Dat hij als voetballer een sterrenstatus wist te verwerven, zullen zijn ex-trainers en -ploeggenoten niet hebben voorzien. Sterker nog: de meesten zullen er niet eens van op de hoogte zijn dat het hem toch is gelukt. Maar dan op geheel eigen wijze. Mossaoui is een attractie als zaalvoetballer in Indonesië. Hij vertelt zijn bijzondere verhaal op het moment dat de pandemie hem tijdelijk terug in Rotterdam heeft gebracht. Thuis, bij zijn vrouw en twee kinderen, onder de rook van wat hij nog gewoon Woudestein noemt. Het stadion waar hij in een vorig voetballeven de verwachtingen niet waarmaakte.
Zolang hij zich kan herinneringen is hij verliefd op de bal. Met zijn twee oudere broers zat hij ademloos voor de tv. Wegdromen bij Diego Maradona en Roberto Baggio. Ze speelden eindeloos op de pleintjes. Pingelen, poorten, goochelen.
Trapveldje
De pittigste potjes speelde hij op het trapveldje bij De Arend, het buurthuis in de Afrikaanderwijk. Daar leerde hij zich wapenen, als dreumes tussen oudere jongens. De kasteleinszoon groeide beslist niet op in weelde, maar van afzien was geen sprake. Zijn ouders zorgden dat hij niks tekortkwam. Bovendien had hij de bal, zijn eeuwige vriend. Bij amateurvereniging Spartaan ’20 draaide hij op zijn zestiende al dubbele diensten. Op zaterdag voetbalde hij in de A1-junioren, op zondag in het eerste.
De middenvelder trok de aandacht van Sietje Mouch, zaakwaarnemer van Robin van Persie en Mounir El Hamdaoui. ‘We speelden tegen Alphense Boys, ik scoorde twee keer. Toevallig zat Sietje te kijken naast Marco van Lochem, hoofd opleiding van Excelsior.’ Niet veel later voetbalde hij bij een profclub en had hij dezelfde zaakwaarnemer als Van Persie. ‘Sietje organiseerde af en toe extra trainingen voor zijn spelers. Dan regelde hij een veldje. Of een zaaltje, als het minder weer was. En dan kwamen ze allemaal: Saïd Boutahar, Bruno Martins Indi, El Hamdaoui. Van Persie, die toen bij Arsenal speelde. En ik. Een jochie dat zijn ogen uitkeek.’
Ik kan alleen mezelf wat verwijten. Dat ik in het tweede van Excelsior bijvoorbeeld alleen als middenvelder wilde spelen
Veel durfde hij niet te zeggen tegen de nieuwe sterspeler van Oranje. Genieten en leren, dat deed Mossaoui. In de zomer van 2007 nam Mouch hem mee naar het Amsterdam Tournament, om er Van Persie te zien spelen bij Arsenal. ‘Daar zag ik echt hoe goed hij was. Altijd aanspeelbaar, altijd in beweging. Geweldig. Dat probeer je dan na te doen.’ Precies wat Mouch beoogde. Hij zag in Mossaoui een ruwe diamant. Iemand die met zijn technische kwaliteiten ook ver kon komen. Het talent koesterde één grote wens: spelen voor Feyenoord, de club die altijd een magische aantrekkingskracht op hem had gehad.
Onder trainer Ton Lokhoff debuteerde hij in het betaalde voetbal. Mossaoui was twintig, Excelsior titelkandidaat in de Eerste Divisie. Op bezoek bij concurrent VVV-Venlo stond hij voor het eerst in de basis. ‘Ik was zenuwachtig, maar volgens Lokhoff was dat niet nodig. “Van alle spelers op het veld ben jij de beste”, zei hij tegen me. Dat gaf me zoveel vertrouwen.’ Excelsior verloor de topper met 3-1, maar Mossaoui kon naar eigen zeggen terugkijken op een goed optreden. Een veelbelovend begin, maar de middenvelder bleef de jaren erna schommelen tussen bank en basis.
‘Als hangende linksbuiten speelde ik best nog wat wedstrijden. Totdat ik tegen FC Den Bosch geblesseerd raakte: schouder uit de kom, sleutelbeen gebroken. Ik was er lang uit en had daarna veel moeite om weer aan te haken. Het elftal draaide goed, zonder mij. We speelden meestal heel compact, loerend op de lange bal zodat we spits Guyon Fernandez konden laten rennen. In die stijl kwam ik niet echt tot mijn recht.’ Maar Mossaoui is zelfkritisch: ‘Ik kan alleen mezelf wat verwijten. Dat ik in het tweede bijvoorbeeld alleen als middenvelder wilde spelen.'

Trainer André Hoekstra moest ook minuten geven aan ervaren jongens die op de bank hadden gezeten bij het eerste, maar vond dat ik te goed was om niet mee te doen. Dus wilde hij me proberen als linksback. Ik zag dat niet zitten en liet dat ook merken. Achteraf had ik niet zo eigenwijs moeten zijn.’
Zijn doorbraak bleef uit. Dat hij kon voetballen zag iedereen, ook Lokhoffs opvolger Alex Pastoor, maar zijn frivoliteit werd vaak gezien als een tekortkoming. Zeker na de promotie van Excelsior, in 2010. ‘Vanuit de samenwerking met Feyenoord kwamen er veel spelers bij. Voor mijn positie bijvoorbeeld Jordy Clasie en Kamohelo Mokotjo. Ik wist dat het daarna een moeilijk verhaal zou worden.’ Mossaoui ging akkoord met een verhuur aan Fortuna Sittard, maar schoot er niets mee op. Ook de Limburgse club vocht voor lijfsbehoud. Door het faillissement van RBC Roosendaal zou dat seizoen niemand degraderen uit de Eerste Divisie, maar dat kon niemand voorzien.
‘Weer lange halen dus. Ik was blij als ik in negentig minuten vijf of zes keer de bal kreeg.’ Na een half jaar in het zuiden was Mossaoui transfervrij. Hij kon langer bij Fortuna blijven. Hoewel de Rotterdammer een zwak had voor trainer Wim Dusseldorp (‘een lieve man’) bedankte hij voor het aanbod. Ook daarvan zegt hij achteraf: ‘Had ik het toch maar gedaan, wie weet hoe het dan was gelopen.’
Garagehouder
De band met Sietje Mouch was destijds al verwaterd. Mensen die hij niet of nauwelijks kende, begonnen zich over hem te ontfermen. Een Rotterdamse garagehouder bracht hem in contact met Etar Veliko Tarnovo. Een Bulgaarse club waarvan hij nog nooit had gehoord, maar het verhaal klonk goed. Hij ging op stage en had er gezelschap van Nasser El Khayati. Zijn stadgenoot had al gauw genoeg gezien in het naargeestige Veliko Tarnovo en vloog door naar een geïnteresseerde club op Cyprus. Mossaoui had weinig te kiezen. Hij tekende een contract in Bulgarije, maar ondervond dat de gemaakte afspraken kennelijk niet al te letterlijk opgevat dienden te worden. De middenvelder werd al snel volledig genegeerd door zijn trainer.
Nog altijd is hij op zijn hoede voor schimmen uit het verleden die hem misschien nog willen najagen
Problematischer was dat hij zijn salaris niet kreeg uitbetaald. Mossaoui, die tot zijn verrassing met twee medespelers in een klein appartementje werd ondergebracht, hield het een paar maanden vol. Daarna werden de uitzichtloosheid en onrechtvaardigheid hem te veel. Hij deed zijn beklag bij het clubbestuur, maar kreeg daar al snel spijt van. Er gebeurden dingen waarover hij zich bijna tien jaar later liever niet meer in detail uitlaat. Nog altijd is hij op zijn hoede voor schimmen uit het verleden die hem misschien nog willen najagen. Bovendien zijn er juridisch wat open eindjes.
Het kwam erop neer dat zijn kritiek op de clubleiding hem niet bepaald in dank werd afgenomen. Hij voelde zich dermate onveilig, dat hij geen andere keus zag dan Bulgarije te ontvluchten. ‘Mijn broer had voor mij een vlucht terug naar Nederland geboekt. Ik mocht niet weg van de club, maar midden in de nacht verdween ik in de duisternis. Stiekem pakte ik een taxi naar Sofia. Mijn spullen, mijn kleren; alles liet ik achter me. Tijdens die rit van twee uur ging ik kapot van de spanning. Mijn hart klopte in mijn keel. Op het vliegveld moest ik nog een paar uur wachten. Toen we eindelijk opstegen, was ik zó opgelucht.’
Op dat moment was hij al zo goed als genezen van zijn droom te slagen als profvoetballer. Mossaoui herpakte zich echter. Ging op stage bij een club in Marokko, maar voorvoelde nieuwe ellende toen tijdens de onderhandelingen gemaakte afspraken telkens net anders op papier kwamen te staan. Hij keerde terug in Nederland, waar hij onderdak vond bij Helmond Sport. Een amateurcontractje kreeg hij. Mossaoui pepte zichzelf op om te vechten voor zijn laatste kans.
Een rijbewijs had hij niet, zodat hij in Rotterdam elke ochtend om zes uur de deur van zijn ouderlijk huis achter zich dichttrok en de trein nam naar Helmond. Of nog iets verder naar Venlo, omdat zijn club een samenwerkingsverband had met VVV en hij vooral in de gezamenlijke beloftenploeg werd gebruikt. Als hij geluk had, kon hij bij een ploeggenoot in de buurt blijven slapen. Voor de hoofdmacht was hij niet inzetbaar vanwege gesteggel over het papierwerk met zijn voormalige Bulgaarse werkgever.
Snelle voetenwerk
Mossaoui had bijna niks meer. Geen plezier, geen geld, geen perspectief. Een vmbo-diploma was zijn enige houvast. Langer blijven hopen op een voetbalcarrière achtte hij zinloos. Een eeuwig talent trok zich stilletjes terug uit de profwereld. Een concreet plan had hij niet. ‘Als ik vuilnisman moest worden, werd ik vuilnisman. Ik had niets te kiezen. Dacht ik.’
Terwijl hij op zoek ging naar een nieuwe invulling van zijn leven, voetbalde hij alleen nog in de zaal met jeugdvrienden. Had hij altijd gedaan, al moest het meestal stiekem. Nu kon hij zonder geheimzinnigheid gaan spelen voor TPP Rotterdam, wat later Futsal Feyenoord zou gaan heten. In de zaal kwamen zijn kwaliteiten wél tot hun recht: zijn snelle voetenwerk, zijn trucjes, zijn vaardigheid op de vierkante centimeter. Wat hij had geleerd op de pleintjes, kon hij er naar hartenlust demonstreren.
Als kind fantaseerde ik al over dat oranje shirt. Het was een droom die uitkwam, maar dan anders
Na één wedstrijd in de landelijke Eredivisie werd vanuit de staf van de nationale zaalvoetbalploeg al bij zijn club geïnformeerd: Wie ís die nieuweling? Niet veel later mocht Mossaoui zich international noemen. ‘Als kind fantaseerde ik al over dat oranje shirt. Het was een droom die uitkwam, maar dan anders.’ Hij debuteerde in België, als invaller. Zijn eerste actie mocht er zijn. ‘Ik werd ingespeeld en zag vanuit een ooghoek een teamgenoot die mee naar voren was gekomen. Met de hak speelde ik de bal door, op gevoel, waarna hij ’m in één keer in de kruising schoot.’ Mossaoui vertelt het met trots, maar wil niet de indruk wekken dat hij in de zaal meteen de grote man was. ‘Welnee, ik kon niet tippen aan medespelers als Mo Darri en Najib El Allouchi.’
In de winter van 2014 deed hij mee aan het EK, in Antwerpen. ‘Stond ik tegenover spelers van wie ik nog nooit had gehoord, maar die zo waanzinnig goed waren. We speelden tegen Rusland, voor de aftrap keek ik in de ogen van een monster. Ik dacht altijd: Zaalvoetballers, dat zijn kleine, dunne mannetjes. Nou, niet altijd. Die Rus was groot en gespierd. Hij ging op zijn hurken zitten, sloeg op zijn knieën en keek me aan met een bloeddorstige blik: Kom maar op. Hun beste speler was Pula, een wereldtopper. Die gast kan alles met een bal. We verloren met 7-1. Daarna kregen we ook klop van het Portugal van Ricardinho, de Messi van de zaal. Je weet niet wat je ziet. We zijn bevriend geraakt en hebben nog altijd contact via Instagram.’

Mossaoui maakte een transfer naar de Hoornse topclub Hovocubo, werd tweemaal kampioen van Nederland, won één keer de beker, speelde in de Champions League, werd vijfmaal genomineerd voor Beste Zaalvoetballer van Nederland en won die onderscheiding één keer, in 2016. De Rotterdammer genoot van het schitteren in sporthallen, al was het dan voor slechts één tribune met toeschouwers. Hij had plezier en kreeg er nog wat voor betaald ook. Anderhalf jaar geleden lonkte een groter avontuur. Een kans ook om serieus te gaan verdienen met zijn sport.
Bintang Timur Surabaya deed hem een aanbieding. Mossaoui wist niet zo goed wat hij ermee aan moest. Hij was net voor de tweede keer vader geworden, wist niets van Indonesië. Ook kampte hij met vliegangst. De ex-speler van Excelsior bedankte vriendelijk voor de eer. Daar namen de Javanen geen genoegen mee. De trainer bleef aandringen: ‘We hebben je nodig, de mensen hier willen je zien’.
Mossaoui begon te twijfelen. Hij overlegde met zijn ouders en zijn vrouw. Met het hele gezin verhuizen wilde ze niet, maar ze stimuleerde hem de stap te wagen. Mossaoui ging overstag. Hij stapte in het vliegtuig, met doodsangst, en nam afscheid van het leven dat hij gewend was. Sinds de zomer van 2019 leeft hij in een andere wereld.
Hysterische fans
In Indonesië werd Mossaoui alsnog een stervoetballer. Een maestro op het marmoleum, een attractie met piepende schoenen. Hij verdient het salaris van een veldvoetballer in de Eredivisie, speelt in grote hallen met meer dan tienduizend, niet zelden hysterische fans en kan in Surabaya niet normaal over straat. Het klinkt ongeloofwaardig, hij zegt het schoorvoetend, maar foto’s en verslagen uit Indonesië bevestigen het verhaal.
‘De mensen daar leven voor het zaalvoetbal. Indonesië wil uitgroeien tot een van de toonaangevende landen, kinderen krijgen de basistechnieken geleerd op de basisschool. Ik kan er niks van, dacht ik tijdens mijn eerste wedstrijden daar. Zoveel hoger ligt het niveau dan in Nederland. Van twee trainingen bij mijn club in de week ging ik naar twee trainingen per dág. Ik moest ook wennen aan de hitte in die hallen. Liters vocht verloor ik per wedstrijd, nu nog steeds. Maar ik heb er geen last meer van. Ik maak de mooiste dingen mee, kom op de prachtigste plekken. Lombok, Bali, Jayapura.’
Na elke wedstrijd staan er duizenden mensen te wachten op een foto of handtekening. Ik overdrijf niet
Het eilandhoppen verloste hem van zijn vliegangst. ‘Bijna dan’, lacht hij. ‘Het is soms nog even doorbijten, maar elke reis is het waard. De mensen zijn zo respectvol en vriendelijk. Elke speelronde is in een andere stad, waar alle ploegen dan samenkomen. Wij worden overal onthaald alsof we Real Madrid zijn.’ Mossaoui vertelt met grote ogen, alsof hij het zelf ook nog amper kan geloven. ‘Na elke wedstrijd staan er duizenden mensen te wachten op een foto of handtekening. Ik overdrijf niet. Ze klampen zich aan je vast, duwen hun kind in je armen, schreeuwen in je oor. Versta ik geen reet van. Het is mooi, maar ook soms een beetje benauwend. Zeker na een nederlaag. Al blijven de mensen ook dan respectvol.'
'Als we vertrekken, krijgen we soms wel politiebescherming, anders komen we nooit bij de bus. Ik voel me een soort rockster. Fans lopen rond met mijn naam op hun shirt. De eerste keer dat ik het zag, zat ik in een restaurant. Ik was stomverbaasd en stelde me voor aan die jongen. Hij kon zijn ogen ook niet geloven… Gek hè? Je moet het meegemaakt hebben. Die passie, die sfeer ook. De vlaggen, het gezang. Voor elke wedstrijd klinkt het volkslied. Op de tribunes rollen dan de tranen over de wangen.’
Op die stift heb ik zoveel reacties gehad. Duizenden berichten, van over de hele wereld. Van Argentinië tot Zuid-Korea
De Nederlander won nog geen hoofdprijs met zijn Indonesische club, die nu tweede staat. Wel werd hijzelf al eens uitgeroepen tot Speler van de Maand. Mossaoui is populair bij pers en publiek, vooral dankzij een aantal wondergoals. Een van zijn kunststukjes werd vorig jaar veelvuldig rondgepompt op internet. Staaltje hogere balgoochelkunst, drie tegenstanders verdwaasd, subtiel stiftje, keeper geklopt, doelpunt. ‘Ik hou gewoon van het pielen met die bal, heb ik altijd gehad. En op dat veld voel ik me vrij. Dan gebeuren soms de mooiste dingen. Op die stift heb ik zoveel reacties gehad. Duizenden berichten, van over de hele wereld. Van Argentinië tot Zuid-Korea. Op Instagram schreven zaalvoetbalfans dat ik hun nieuwe idool ben, hun voorbeeld. Clubs hebben mij benaderd, puur op basis van die ene goal! Uit Italië, uit Saoedi-Arabië.’

Mossaoui was gevleid, maar ging er niet op in. Hij is gelukkig in Indonesië, al woont hij in een hotel en kan de aanwezigheid van een privéchauffeur het gemis van zijn gezin niet compenseren. Door het coronavirus kon hij wat schade gaan inhalen in eigen land. Zijn club bleef hem de afgelopen maanden keurig doorbetalen, ook al lag de competitie stil. Binnenkort vliegt hij terug, op naar nieuwe avonturen. Zijn contract loopt nog een jaar door. Hij wil nog jaren blijven zaalvoetballen. Bij voorkeur ooit in Spanje, waar het niveau nog hoger ligt. Op het EK 2022 wil hij met het Nederlands team de eerste ronde doorkomen, dat zou al een prestatie zijn.
Feyenoord
Voorlopig wil hij vooral genieten van zijn vrouw, dochtertje en zoontje. Bij de laatste herkent hij al de onvoorwaardelijke liefde voor de bal. Hijzelf is er ver mee gekomen, al ging het anders dan hij ooit had kunnen voorzien. ‘Het is een beetje dubbel. Soms zie ik op tv jongens rondlopen die ik alles gun, maar bij wie me wel het gevoel bekruipt: Daar had ík moeten staan. Feyenoord heb ik helaas niet gehaald. Misschien had het wel gekund, als ik andere keuzes had gemaakt. Maar ik mag niet klagen, ik heb een prachtig leven.’
Mossaoui werd een fenomeen, maar dan onder een dak. Mensen willen hun baby naar hem vernoemen. Hij schudt zijn hoofd, en lacht. ‘Nou maar hopen dat het een jongen wordt.’