Op Johan Cruijffs zeventigste geboortedag herbeleeft VI het opwindende en voor Ajax succesvolle seizoen 1966/67. De 79-jarige Henk Groot blikt mee terug en diept zijn herinneringen op aan Die Kleine, zoals hij Cruijff tot aan diens dood vorig jaar is blijven noemen.
Het is genieten geblazen in De Meer, waar Ajax op zondag 7 mei 1967 stadgenoot DWS in de achtste finale van het bekertoernooi vol-komen ondersteboven voetbalt. De net twintig jaar geworden Johan Cruijff speelt weergaloos, net als zijn grote Ajax-broer Piet Keizer en achter het illustere aanvalskoppel zet de ervaren Henk Groot ragfijne lijnen uit. De maandagkranten blikken opgetogen terug op het treffen tussen de landskampioen van 1964 (DWS) en die van ’66 en ’67 (Ajax). Dagblad De Tijd rept van ‘een jubelende happening’. De Telegraaf voert DWS-secretaris Ab Luikinga op die na de formidabele 7-1 de bestuurskamer van Ajax binnenstapt en zegt: ‘Bedankt voor de les, ik heb genoten.’
Het juichende wedstrijdverslag in De Tijd begint aldus: ‘Ajax gaf een feestje! Met veel kleurige bloemen, bij vlagen verrukkelijk voetbal en een daverende zevenklapper, die het tot in de uiterste nokken gevulde stadion in de Watergraafsmeer op zijn grondvesten deed schudden.’
‘Cruijff en Keizer, wat konden ze het goed met elkaar vinden’, constateert De Telegraaf, die Groot ‘de heerser van het middenveld’ noemt.