De thuishaven van SC Cambuur mocht afgelopen zondag voor het eerst in anderhalf jaar worden uitverkocht, en vol zat het. Een sfeerverslag uit Leeuwarden, waar het krappe en oude stadion de volksclub past als een warme jas.
Cambuur is vermoedelijk de enige profclub waar een verdwaalde toeschouwer een half uur voor de aftrap zomaar de trainerskamer in kan wandelen. Een stap of twintig vanaf de hoofdingang van het stadion delen Henk de Jong en zijn voltallige staf een oppervlakte kleiner dan een woonkamer van een eengezinswoning. Om iedereen plek te kunnen bieden, is de ruimte volgestouwd met tafels en bureaus. De deur staat vrijwel altijd open. Dat kan zeker worden uitgelegd als een metafoor voor de clubcultuur, maar het betreft in dit geval ook noodzaak: het is namelijk de enige manier om het hok van wat frisse lucht te voorzien. Om De Jong en zijn assistenten toch enige privacy te kunnen bieden, zijn de luxaflex van het enige raam doorgaans gesloten. Want buiten krioelt het elke dag van de winkelende mensen.
Wie de clubidentiteit wil vatten, volstaat met een blik op het Cambuurplein. Plek van de gewone, hardwerkende man die zijn boodschappen doet bij de Aldi of Jumbo. Bij Slagerij Tadema zijn de kippenbouten in de aanbieding, voor 1 euro heb je er een loempia. Ze hebben in Leeuwarden weleens trainers en bestuurders gehad die het helemaal niets vonden, dat volkse en doodgewone. Die wilden onder het mom van topsportcultuur besloten trainen en vonden het professioneel de supporters als klanten te zien. Ze hebben het niet lang uitgehouden.