Over Ajax wordt steeds meer gepraat alsof het om een schilderij gaat. We kijken niet naar voetbal, nee, het is kunst. In de rest van het land kijken ze naar slecht geschilderde landschapjes met een scheve horizon (PEC Zwolle) of naar een Visser Met Pijp Vlak Voor Een Heel Lief Hertje (Willem II), maar in Amsterdam wordt kunst gemaakt. Vinden ze zelf.
Onmenselijk was het dan ook dat ze elf abstracte kunstenaars, die toevallig op een voetbalveld terecht zijn gekomen, afgelopen zondag op kunstgras lieten spelen. En dan ook nog eens heel vroeg. Zoiets vraag je niet aan creatieve voetballers. Niemand heeft ooit om half negen ’s ochtends bij Picasso aangeklopt. Die lag met zijn kale schildershoofd vol ideeën tussen de borsten van een vrouw met zes ogen en twee monden.
Dat was afgelopen zondag een beetje de sfeer en eigenlijk ook alle weekenden daarvoor: Ajax is een geschenk en wij mogen iedere week, tegen betaling, kijken hoe het wordt uitgepakt. Als in Groningen iemand vier keer zijn man passeert, dan is het degelijk voetbal met doorgroeimogelijkheden, maar zodra de rechtsbuiten van Ajax twee schijnbewegingen maakt, wordt erover geluld alsof hij met een bijltje iets uit marmer heeft staan hakken.