Op een voetbalpleintje midden in de Amsterdamse Bijlmermeer liggen een vader en zoon op de grond met een bal in hun hand. Op de koude stenen zijn ze druk bezig met buikspieroefeningen. Oud-profvoetballer Quincy Owusu-Abeyie (34) loopt langs en kan een glimlach niet onderdrukken. ‘Misschien speelt hij ooit wel bij Ajax’, zegt hij.
We hebben met Quincy afgesproken om te praten over zijn jeugd hier in De Bijlmer, zijn bijzondere carrière en zijn nieuwe leven als rapper onder het alias Blow. Hij draagt een bandana in zijn haar, diamanten oorbellen en een grote bril. Op dit pleintje was hij vroeger bijna ieder uur van de dag te vinden. Het lijkt een simpel stenen veldje tussen de flatgebouwen, maar voor hem is dit een van de mooiste plekken van Amsterdam. Er lopen veel jonge kinderen rond, links en rechts pikken meeuwen aan het vuil en op de hoek van het veldje staat een frietkraam. ‘Hier haalden we onze lunch’, knikt hij naar het tentje. ‘Patatje oorlog of een kipcorn. We waren hier altijd tot laat. Tot ik mijn moeder hoorde roepen: "Quincy! Quincy! Naar huis!’’’
De trucjes waarmee Owusu-Abeyie al zijn tegenstanders doldraaide op het WK Onder-20 in 2005 werden op dit pleintje gevormd. ‘We waren stoute jongens’, lacht hij. ‘We haalden regelmatig kattenkwaad uit. Belletje trekken en met z’n allen wegrennen, dat soort dingen.’ School interesseerde hem bijzonder weinig. ‘Ik was niet altijd aanwezig, laat ik zo zeggen.’ In de pauze maakte hij muziek met vrienden. In die tijd speelde Quincy in een Surinaamse kaboelaband. ‘Ik speelde de bangi. Een houten instrument, waar je met ijzeren stokjes op slaat. Dat was mijn ding, man.’ Hij baalt ervan dat er geen beelden meer zijn van zijn eerste stappen in de muziek.