Of het nu bij AZ is of bij Jong Oranje: Ruben van Bommel is een vaste waarde geworden. De twintigjarige vleugelspeler ontwikkelt zich sterk, maar is zelf niet snel tevreden. De zoon van Mark van Bommel vertelt over veeleisend zijn, met moeite geduldig blijven en zelden vakantie hebben.
Zonder gemopper meldde Ruben van Bommel zich deze week voor zijn zesde interlandperiode bij Jong Oranje. Met de Eredivisie-wedstrijd van AZ op bezoek bij Fortuna Sittard (1-0 nederlaag) nog in de benen was er weinig tijd voor rust voor de linksbuiten, maar hij is de laatste die daarover klaagt. ‘Ik kom hier graag’, vertelt Van Bommel over de Zeister bossen, waar hij aansloot bij de ploeg van trainer Michael Reiziger.
Inmiddels is het voor Van Bommel vaste prik om tijdens een interlandperiode aan te sluiten bij het Nederlandse beloftenteam. Reiziger gelooft in hem en liet hem sinds zijn debuut in september 2023 in iedere wedstrijd meedoen. ‘Ik kijk er altijd naar uit om hier naartoe te gaan’, vervolgt Van Bommel, die niet jaloers is op de rust die sommige van zijn medespelers bij AZ krijgen in de interlandpauzes. ‘Nee, hoor. Ik kom hier met plezier, dat maakt het ook makkelijker.’
Van Bommel merkt ook dat het hem makkelijker afgaat nu de wedstrijden elkaar in rap tempo opvolgen. Waar sommige topspelers klagen over de overvolle voetbalkalender vindt de linksbuiten van AZ het stiekem wel lekker om zo vaak in actie te komen. Hij slaat zelden een wedstrijd over en speelde tot nu toe, inclusief de duels met Jong Oranje, al ruim negentig wedstrijden als betaald voetballer. ‘We hebben nu een eerste fase van het seizoen gehad waarin we met AZ ook Europees actief zijn en daar ben ik goed doorheen gekomen, dus mij hoor je niet klagen.’
Je mag me best ongeduldig noemen, maar dan wel op een goede manier.