Voetbal zonder publiek is inmiddels een vertrouwde gewaarwording. Maar het blijft behelpen. Hoe zijn de ervaringen in Nederland tot dusver? Zijn er naast de voorspelbare nadelen misschien ook voordelen merkbaar? Een rondgang.
‘Elke competitiewedstrijd voelt als een oefenpotje’, zei Manchester City-manager Pep Guardiola onlangs nog. ‘Het is een totaal ander spelletje, je voelt je leeg. De slechte momenten zijn afgevlakt, de goede momenten ook.’ Cristiano Ronaldo werd poëtisch door de omstandigheden. De vedette van Juventus vergeleek voetbal zonder toeschouwers als ‘een circus zonder clowns, een tuin zonder bloemen’. Tijdens zijn ‘meditaties voor de wedstrijden’ stelt de Portugees zich tegenwoordig in op uitgestorven tribunes. Zo wapent hij zich tegen de naargeestige werkelijkheid en boort hij inspiratie aan die normaal vanzelf opkomt. ‘Ik hou ervan om uitgejouwd te worden door fans van de tegenstander. Dat motiveert me. Gezondheid is het belangrijkste, dat moet nu voorop staan. Maar triest is het wel.’ Borussia Dortmund-revelatie Erling Haaland had minder woorden nodig om het spelen in spookstadions te omschrijven. ‘It’s shit.’
Wij peilden de stemming in het Nederlandse voetbal.