Donderdagavond werd de eerste speelronde in de Europese hoofdtoernooien afgesloten met wisselende resultaten. Het positieve aan het einde van de avond: achtervolger Portugal is als nummer zeven niet dichterbij ons gekomen. Tegelijkertijd kunnen we ook naar boven kijken, maar praten over een strijd met Frankrijk is historisch gezien gekkenwerk. Een beknopte uitleg.
Rampjaar
Zo'n vijf jaar geleden lag het Nederlandse voetbal op zijn gat. Het werd een Europees rampseizoen. PSV werd in de derde voorronde van de Europa League uitgeschakeld zonder ook maar een minipuntje te pakken voor op de coëfficiëntenlijst, Ajax verging het dat jaar niet beter in het voorportaal van de Champions League, de tweede kans in de voorrondes van de Europa League werd ook niet gepakt. FC Utrecht sneuvelde in de play-offs richting de Europa League-groepsfase en Vitesse en Feyenoord konden de kar uiteindelijk niet trekken in de groepsfases van de Europa League en Champions League.
In tachtig woorden het Europese rampseizoen 2017/18 van Nederland beschreven. In totaal bleef Nederland achter met 2,900 punt voor op de coëfficiëntenlijst. Ter vergelijking: dat aantal werd woensdagavond al overtroffen toen Ajax won van Rangers FC. Inmiddels staat Nederland op 3,700 punt. Het probleem van zo'n slecht coëfficiëntenjaar is dat het erg lang nadreunt. Je mist als land in de komende seizoenen minimaal vier coëfficiëntpunten op de gehele UEFA-lijst.
De coëfficiëntenranglijst na het seizoen 2017/18 is ingenomen door de overheid en ritueel door de papierversnipperaar gehaald. Nederland eindigde dat jaar op een veertiende plek achter landen als België, Turkije, Oostenrijk, Zwitserland en Tsjechië en het verschil met de huidige concurrenten Portugal en Frankrijk was immens groot. Zie onderstaande visualisatie voor het schrikbeeld van toen en de reden voor de kop die boven dit artikel staat.