In deze serie blikken we terug op beroemde wedstrijden die een plaats in het collectieve geheugen verdienen. Op weg naar de climax van de WK-kwalificatiereeks belichten we een memorabel duel op weg naar een andere mondiale eindronde, die van 1994. Waarbij de arbitrage een bedenkelijke hoofdrol speelde.
Vroeger was niet álles beter, ook niet in het voetbal. Wie bijvoorbeeld tegen de VAR is en vindt dat arbitrale fouten – ook op het hoogste niveau – horen bij ‘de charme van het spel’, die moet maar eens wat wedstrijden uit de oude doos bekijken. Hoe anders (lees: eerlijker) zou in veel gevallen de geschiedenis zijn gelopen als er eerder technische hulpmiddelen waren ingevoerd. Een van de meest schrijnende voorbeelden is het cruciale WK-kwalificatieduel Nederland-Engeland uit 1993. Daarin rijgen de Duitse scheidsrechter Karl-Josef Assenmacher en zijn assistenten een aantal blunders aaneen. De meeste – maar niet allemaal, zoals veel Engelsen willen doen geloven – vallen uit in het voordeel van Oranje, dat uiteindelijk de eindronde in de Verenigde Staten haalt. Engeland moet mokkend thuisblijven.
Na de onnodige uitschakeling in de halve finale van het EK 1992 tegen Denemarken, geeft Rinus Michels het stokje als Oranje-bondscoach door aan zijn assistent Dick Advocaat. De Kleine Generaal moet de ploeg naar het WK van twee jaar later loodsen, waarna volgens afspraak – op uitdrukkelijk verzoek van de meeste spelers – Johan Cruijff de eindronde voor zijn rekening neemt. Zover zal het, net als in 1990, opnieuw niet komen, maar eerst moet het Nederlands elftal zich nog kwalificeren. Dat lijkt geen al te zware opgave, aangezien de beste twee van elke poule zich direct plaatsen en Engeland de enige andere grote vis in de vijver is. Noorwegen, Turkije (net als nu allebei opponent van Oranje) en het afgezakte Polen zijn qua status hooguit guppies, San Marino is niet meer dan plankton.