Zelfs bondscoach Rinus Michels wist niet wie Peter van Vossen was, toen de aanvaller zich voor het eerst meldde bij het Nederlands elftal. Zijn interland-carrière was in lijn met zijn hele loopbaan, een verhaal apart. Zo onbevangen als Van Vossen waren er maar weinig.
‘Door de blessures van Bergkamp, Gullit en Viscaal hebben we vanmiddag Peter Vossen opgeroepen.’ Het is de prille lente van 1992 en bondscoach Rinus Michels heeft nieuws voor de volgers van het Nederlands elftal. Voor de vriendschappelijke interland tegen Joegoslavië, één van de laatste tests op weg naar het EK in Zweden, heeft hij in allerijl een debutant aan zijn selectie toegevoegd. Een aanvaller die in eigen land nog een grote onbekende is. Zelfs bij de bondscoach, blijkens de naamsverbastering.
Peter van Vossen is een ijverige aanvaller van KSK Beveren, middenmoter op het hoogste niveau in België. Het is een andere tijd, ver voor tv-zenders en livestreams ervoor zorgen dat de plussen en minnen van elke denkbare profvoetballer in elke huiskamer in Nederland rustig geanalyseerd kunnen worden. Begin jaren negentig kan zelfs België nog voelen als een andere wereld. Van Vossen pikte geregeld een doelpuntje mee in de Eerste Klasse, veertien stuks dat seizoen, ze werden allemaal keurig vermeld in Voetbal International. Wie geluk had, ving op de Belgische tv eens een glimp op van zijn wapperende rode struikgewas. Maar nee, toen de spelers van het Nederlands elftal hem voor de eerste keer ontmoetten, proefde Van Vossen weinig herkenning.