Op weg naar het EK belicht VI elftallen en toernooien van een bepaald jaar. De dertiende Europese eindronde is de tweede die plaatsheeft in twee (buur)landen. Zwitserland en Oostenrijk beleven een pijnlijke primeur door beide de groepsfase niet te overleven. Spanje stijgt in de Alpen tot grote hoogte en Oranje komt na een flitsende start abrupt tot stilstand.
Acht jaar na de succesvolle primeur in België en Nederland kiest de UEFA opnieuw voor een EK-eindronde met twee organisatoren. Waren het in 2000 de Lage Landen, deze keer gaan we juist de hoogte in met de Alpen-combi van Zwitserland en Oostenrijk. Die bergburen legden het vier jaar eerder nog af tegen Portugal, maar krijgen nu de voorkeur boven Hongarije en het pikante pact van de aartsrivalen Griekenland en Turkije. De twee gastlanden zijn uiteraard automatisch geplaatst voor het toernooi en zelfs groepshoofd, ondanks hun lege erelijst, samen met Oranje en de Griekse titelverdediger. Van dit kwartet zal alleen Nederland de groepsfase overleven.
De Zwitsers zijn na twee wedstrijden als eerste land al uitgeschakeld (0-1 in het openingsduel met Tsjechië en 1-2 tegen Turkije), de Oostenrijkers hebben nog een kans in hun derde ontmoeting, de derby tegen Duitsland, maar verliezen met 0-1. Een van hen vestigt wel een record dat vandaag de dag nog altijd staat: Ivica Vastic benut diep in de blessuretijd tegen Polen een penalty (1-1) op de leeftijd van 38 jaar en 257 dagen en is daarmee de oudste doelpuntenmaker ooit op een EK. Griekenland bewijst dat de titel van 2004 een one hit wonder was. Na nederlagen tegen zowel Zweden, Spanje als Rusland – en slechts één doelpuntje – gaat het roemloos huiswaarts.