‘Gerard den Haan, Gerard den Haan, die nummer 10 gaat eraan!’ Zodra de B-Side dat begon te scanderen en het halve stadion spontaan inhaakte, voelde de middenvelder met de lange mat de adrenaline door zijn lichaam gutsen. En gíng hij, met alles wat hij in zich had. Volgens de nu 57-jarige Den Haan moet het de reden zijn dat hij en zijn generatiegenoten John Smit en wijlen Wanny van Gils nog zo geliefd zijn: ‘We stonden symbool voor NOAD. Nooit opgeven, áltijd doorgaan.’
Verbazingwekkend veel volwassen mannen in Breda en omstreken worden er nog weleens door overvallen. Heimwee. Naar het oneindig zoeken naar een parkeerplaats in de omgeving van de Beatrixstraat. Naar de kartonnen seizoenkaarten met de handtekening van voorzitter John Peek erop, die na een regenbui of twee al nauwelijks meer leesbaar was. Naar het onrustig aanschuiven in de lange rijen voor de walmende pisgoten, omdat je aan het stadionlawaai hoorde dat de wedstrijd al begonnen was. Naar het knalvuurwerk vastgeknoopt aan de hekken van de B-Side dat je bijna letterlijk van de betonnen staanplaatsen blies. Naar oppersupporter Siep die ergens de hoogte in klom, ‘zigge zagge, zigge zagge’ begon te schreeuwen of gewoon zijn blote kont liet zien. Naar het napraten bij ‘nu écht het laatste’ Oranjeboom-biertje in en rondom Café Biljart Cordial. Heimwee naar het rauwe NAC van toen. Heimwee naar Gerard den Haan.