Paris Saint-Germain verkeert in een gigantische crisis. De onrust rondom de Franse topclub groeit gestaag, terwijl de sterspelers schouderophalend hun gage lijken op te strijken. Ondertussen brokkelt het prestigeproject van Nasser Al-Khelaïfi steeds verder af.
Het leek zo’n mooi scenario. In 2011 werd Paris Saint-Germain overgenomen door de Qatar Sports Investments-groep. Onder leiding van de president, Al-Khelaïfi, zou gebouwd gaan worden aan een internationale grootmacht in het Europese topvoetbal. Financieel leken de mogelijkheden oneindig. Het grote doel: winst van de Champions League. Het doel heiligde de middelen, waardoor de oliedollars gulzig gespendeerd werden.
De start was veelbelovend. Met Carlo Ancelotti werd een gelouterde topcoach gestrikt. Door voor de Argentijnse aanvallende middenvelder Javier Pastore direct ruim veertig miljoen euro te betalen, maakten de Qatari de intenties meteen duidelijk. Ruim honderd miljoen euro werd in de eerste voetbaljaargang door Paris Saint-Germain uitgegeven. Het startschot van een tijdperk waar de club voor opschudding zorgde op de markt. En slechts een fractie van het bedrag dat het jaar daarna uitgegeven zou worden.
In de zomer die volgt weten de Parijzenaren op de tribune pas écht waar ze aan toe zijn. Zlatan Ibrahimovic, op dat moment een van de meest gevreesde spelers van Europa, wordt aangetrokken. In zijn kielzog volgt Thiago Silva. Het Italiaanse wonderkind Marco Verratti komt naar de Ligue 1, terwijl voor Lucas Moura en Ezequiel Lavezzi samen meer dan zeventig miljoen euro wordt betaald. De transfers van Oranje-international Gregory van der Wiel en David Beckham zijn dat jaar luxedeals in de marge. Het lukt eindelijk weer eens om de Ligue 1 te winnen. Dat was Paris Saint-Germain sinds 1994 niet meer gelukt.