Johan Cruijff had een zak geld nog nooit zien scoren. Niks tegenin te brengen natuurlijk. Dat neemt niet weg dat voetbal wel van een spelletje is geëvolueerd naar een miljardenindustrie. In de rubriek Munten & Punten bespreekt VI-verslaggever Tom Knipping onderwerpen op de grens van commercie, financiën en sportieve prestaties. In aflevering 44 gaan we in op het megaverlies van Champions League-winnaar Chelsea.
Chelsea was afgelopen seizoen de meest succesvolle club van Europa. Maar nu blijkt dat de Londenaren voor de eindzege in de Champions League wel een enorme prijs hebben betaald. De Europees kampioen leed in 2020/21 een verlies van 146 miljoen pond. Dat komt neer op 174 miljoen euro. Daarmee staan de Engelsen vijfde in het mondiale verliesklassement. Alleen FC Barcelona, Internazionale, Juventus en AS Roma sloten het vorige seizoen af met een nóg groter gat. In de Premier League — economisch veruit de grootste competitie ter wereld — zijn zulke megaverliezen ongebruikelijk. Chelsea noteerde het op één na grootste tekort uit de geschiedenis van de wereldberoemde league. Alleen Manchester City scoorde een keer slechter. Dat gebeurde in het eerste jaar na de overname van sjeik Mansour. Tot 2020 deden clubs er alles aan verliezen in deze orde van grootte te voorkomen, omdat anders problemen konden ontstaan met de Europese licentie. Sinds anderhalf jaar heeft de UEFA echter zijn Financial Fair Play (FFP) dusdanig versoepeld dat clubeigenaren die veel meer willen uitgeven dan er aan inkomsten binnenkomt nauwelijks nog worden afgeremd (denk ook aan Paris Saint-Germain). Laten we eens kijken naar de strategie van Chelsea tijdens de coronacrisis en hoe dit zich verhoudt tot FFP.