Jimmy Calderwood is op 69-jarige leeftijd overleden. De markante Schot met een kleurrijk verleden als speler en trainer in de Eredivisie was al enige tijd ziek. In 2017 vertelde hij in VI's rubriek Balverliefd openhartig over de ziekte van Alzheimer waar hij aan leed. Ter nagedachtenis aan Calderwood brengen we dit verhaal nogmaals onder de aandacht. Het is gratis te lezen voor al onze bezoekers.
Als Jimmy Calderwood voor de derde keer vraagt of de verslaggever voor zijn neus al eens eerder in Schotland is geweest, wordt het toch eens tijd dat ene onderwerp aan te snijden. Hoe gaat het nou werkelijk met de voormalige trainer van Willem II, NEC, Go Ahead Eagles en De Graafschap? Of, om precies te zijn: welke impact heeft de ziekte van Alzheimer op zijn leven? Calderwood valt stil. Hij wendt zich tot vriendin Yvonne, die net thuis is van haar werk. ‘Hij weet er al van’, zegt Calderwood zachtjes tegen haar. Ze gaat naast hem zitten en houdt zijn hand vast.
Al langer gaan er in de voetbalwereld geruchten over de gezondheid van de kleurrijke Schot. Wie zijn naam intoetst op internet, komt uit bij websites waar hij met dementie in verband wordt gebracht. Calderwood en zijn vriendin hadden er geen erg in. Nooit vroeg iemand naar de ziekte. Ze dachten al jaren een groot geheim met zich mee te dragen. Ligt het op een regenachtige maandagmiddag zomaar ineens op tafel. Zelfs goede vrienden hebben ze nooit iets verteld. En nu? Ze zijn niet geïrriteerd of teleurgesteld dat het onderwerp ter sprake komt, integendeel. Eerder opgelucht. ‘Het moest er een keer van komen’, zegt Yvonne. Calderwood knikt. ‘Het is tijd om met mijn verhaal naar buiten te komen. Nu voel ik me nog goed en kan ik hopelijk wat betekenen voor andere mensen.’
Tijdens het voorgaande uur maakt hij een verbitterde indruk. Op de bank in een buitenwijk van Glasgow, achter gesloten lamellen en glazig starend naar een tenniswedstrijd op tv, slaakt hij diepe zucht na diepe zucht. Drieënhalf jaar geleden stapte hij na 29 dagen op bij wespennest De Graafschap. Sindsdien wacht hij totdat een nieuwe club hem belt. Elke avond gaat hij naar bed in de hoop dat de volgende dag eindelijk weer ergens een directeur in nood zijn naam zal uitroepen. Jimmy Calderwood, teambuilder en motivatiekunstenaar op afroep. Trainer die beperkte voetballers boven zichzelf kan doen uitstijgen. Soms vraagt hij zich af of iedereen is vergeten wat hij flikte; hoe hij NEC omtoverde van degradatiekandidaat tot middenmoter, hoe hij het nietige Dunfermline naar de Schotse bekerfinale loodste, hoe hij Aberdeen na meer dan dertig jaar weer Europees liet overwinteren. Thuis komen de muren op hem af. ‘Pff… Het is gewoon irritant dat ik niet weet wat ik verkeerd heb gedaan. Man, het vreet aan me.’
Ik ben voor het afschaffen van koppen in het jeugdvoetbal. Tot een jaar of zestien dus, ja. De gezondheid van mensen staat op het spel
Schotland, Nederland, Engeland; het maakt Calderwood geen donder uit. Als hij maar weer ergens met een zootje spelers op het veld kan staan. Lachen en dollen met ze, maar ze ook zonder pardon stevig op hun kloten geven. Zoals hij het altijd heeft gedaan, in de geest van Bert Jacobs. De gedachte aan de man die hem trainde bij Willem II helpt donkere wolken te verdrijven.‘Wat een wereldvent was dat. Na wedstrijden kon Bert verschrikkelijk kwaad worden in de kleedkamer. Vloeken en tieren, echt, daar werd je gewoon bang van. Tien minuten later zaten we in de kantine en was hij de leukste man op aarde. “Jongens, wat willen jullie drinken?” Soms rolden we om drie uur ’s nachts het café uit met z’n allen. Ik heb zulke mooie dingen meegemaakt met Bertus. Als we hadden gewonnen, kon hij zomaar op de kantinetafel klimmen om te zingen. What a guy. Maar oh wee als je het met hem aan de stok kreeg. Hij was zo sterk als een beer en voor niemand bang. We waren eens op trainingskamp in Duitsland, waar in het hotel één of andere Duitser tegen hem aan begon te zeuren. “Wacht even, jongens”, zei Bertus. Poef, sloeg hij die gozer zo tegen de vlakte.’
Jacobs werd zijn vriend en inspiratiebron. De twee bleven contact houden, tot aan de vroegtijdige dood van de markante voetbalman, vlak voor de eeuwwisseling. ‘Niet lang voor zijn dood zocht ik Bert nog eens op. Hij kwam net uit het ziekenhuis, was erg verzwakt en zag er slecht uit. Hij klapte eens in zijn handen en zei: “Kom mee naar de kroeg”. Ik kon het niet geloven. Maar even later zaten we toch echt samen aan het bier. Bert wilde niet toegeven aan zijn ziekte. Hij was hard voor anderen, maar ook voor zichzelf.’ Het is niet zijn laatste herinnering aan Jacobs. ‘Een tijdje later trof ik hem in de sportschool. Bertus zat zich af te beulen op fitnessapparaten, totdat hij weer ruzie kreeg met een jonge gast. Ik weet niet meer hoe het begon, maar het ging nergens over. Bert was gewoon weer eens dom aan het doen. Hij was echt heel ziek toen. Maar wat denk je? Hij slaat die knaap zo, boem, op zijn neus. Een paar maanden later was Bert dood.’
De regen slaat tegen het raam van het rijtjeshuis. Het gezicht van Calderwood betrekt weer. Hij draait zijn hoofd naar de televisie. Het tenniscommentaar staat loeihard. ‘Waarom? Waarom? Dat is de vraag die ik mezelf steeds stel. Waarom kom ik niet meer aan de bak? Ik denk niet dat ik het antwoord ooit ga krijgen.’
Barbaars
Hij vertelt over zijn jeugd in de rauwe arbeiderswijk Govan, vijf mijl zuidwaarts. In zijn protestantse gezin was het geloof in Glasgow Rangers vanzelfsprekend. Opgroeien in een verdeelde stad was niet zonder gevaar. ‘Elke ochtend moest ik langs de katholieke school lopen. Daar kreeg ik van alles naar mijn hoofd geslingerd, en niet alleen scheldwoorden. Ze gooiden met stenen naar mij, een klein ventje met een rugzakje. Af en toe kreeg ik een pak rammel. Andersom gebeurde hetzelfde met katholieke jochies in de buurt van míjn school. Vreselijk.’
De jonge Calderwood wilde niet vechten, alleen maar voetballen. Op zestienjarige leeftijd kreeg hij een contract als leerling-prof bij het Engelse Birmingham City. ‘Mijn eerste training daar vergeet ik nooit meer. Het was twee uur ’s middags, ik kende niemand en keek mijn ogen uit. De trainer stapte op me af en zei: “Nu gaan we je leren hoe je het best iemands been kunt breken met een tackle”. Geloof het of niet, maar dat is hoe het ging. Het Engelse voetbal was nog zo barbaars in die tijd.’
Na acht jaar en bijna 150 wedstrijden voor Birmingham City stak Calderwood de Noordzee over. Sparta was zijn eerste kennismaking met het Nederlandse voetbal. ‘Een verademing. Alles was hier zo goed geregeld, het voetbal zo technisch verzorgd.’ Precies het spel dat Calderwood graag wilde spelen. Maar in de praktijk moest hij vaak de vuile klusjes opknappen. ‘Bij Willem II en Roda JC heb ik later nog een paar keer in de mandekking op Johan Cruijff gestaan. Bloody hell. Die trainers dachten: Zo’n Schot schoffelt hem wel uit de wedstrijd. Dat probeerde ik ook wel, maar Johan was op zijn ouwe dag nog altijd bloedsnel. Ik had geen schijn van kans. Een paar jaar terug was hij nog in Schotland voor een golftoernooi. Ik was erheen gegaan met een bevriende journalist, die hoopte de grote Cruijff een vraag te mogen stellen. “Ik weet niet of ik daaraan ga beginnen”, zei Johan, “want Jimmy schopte vroeger overal waar hij me kon raken”. Daarna begon hij te lachen. Hij had me gelukkig vergeven. Die verslaggever heeft uiteindelijk anderhalf uur met Johan gezeten. Anderhalf uur! Hij kon zijn geluk niet op. Wereldvent, Cruijff.’
Ook met Louis van Gaal kon Calderwood het goed vinden. De twee waren ploeggenoten bij Sparta en raakten bevriend. Een op het eerste oog ietwat onwaarschijnlijke combinatie: de joviale Schot en de rechtlijnige Amsterdammer. ‘Schei uit, Louis is een fantastische man. Bij Sparta was hij ook altijd in voor een grap. Alleen moest en zou hij het laatste woord hebben, ook toen al. Maar ik kon daar goed mee omgaan. Ik had een heel goede band met Louis en zijn eerste vrouw Fernanda, een lief mens. Later is ons contact een beetje verwaterd, maar ik heb hem nog af en toe opgezocht. Ik ben nog bij hem geweest in Manchester.’
Calderwood begraaft zijn hoofd in zijn handen. ‘Vooraf had ik iedereen in Engeland verteld dat Manchester United een werkelijk fantastische manager had aangesteld. Maar ik zat te zweten voor de televisie. Van Gaal pakte het natuurlijk helemaal verkeerd aan met de pers. Ben ik hem gaan waarschuwen. Louis, je bent de beste trainer op het hele eiland, je werkt bij de beste club ter wereld, waarom maak je het jezelf zo verdomde moeilijk met dat eigenwijze gedoe?! Je móét veranderen. Daar dacht hij anders over. “Zo ben ik en zo wil ik het doen”. Daarop heb ik hem gewaarschuwd: Begin dan maar vast je tas te pakken. Vond-ie niet leuk. Ik mocht ook altijd graag even benoemen dat Louis weliswaar een fantastische coach is, maar dat ík van ons twee toch wel degelijk de beste voetballer was. Moest je dat gezicht zien. Kwáád…’
Cowboys
Langzaam maar zeker komt de oude Calderwood terug. Zijn gulle lach schalt door de kamer bij de herinnering aan bier drinken met Bud Brocken bij Willem II, aan oermens Gène Hanssen, die voor de training bij Roda JC nog gerust wat muurtjes omver kapte op een bouwplaats, aan zijn belevenissen als coach van NEC in de jaren negentig. ‘Daar had ik allemaal cowboys onder mijn hoede. Patrick Pothuizen, Marcel Koning, Jack de Gier... Jongens naar mijn hart. Ze presteerden in de kroeg, maar óók op het veld. Bij NEC had ik het geweldig naar mijn zin. Goeie mensen daar. Keihard. Heerlijk.’
En zo denkt hij met plezier terug aan al zijn Nederlandse haltes. Behalve dan die vreemde blauwe maandag bij De Graafschap. Calderwood vertrok binnen een maand, nadat de clubleiding hem had opgezadeld met een dubbele agenda om assistent-trainer Richard Roelofsen te lozen. ‘Daar paste ik voor. Ik baal er nog steeds ontzettend van, want De Graafschap is normaal óók een fantastische club. Maar ik laat niet met mijn kloten spelen.’
Daarna werd het stil. De voetbalwereld lijkt Calderwood vergeten. ‘Ik vind mezelf echt niet perfect. Ook ik heb als trainer genoeg fouten gemaakt. Maar ik kan het niet verkroppen dat niemand meer aan me gedacht heeft. Misschien vinden ze me te ouderwets, denk ik weleens. En terecht, want ik bén ouderwets. Ik ben een voetbalman. Geen computerman. Nu zie je overal jongens die net van school komen en doen alsof ze het spelletje hebben uitgevonden. Blijkbaar hebben clubs meer vertrouwen in zulke gasten dan in iemand die al zijn hele leven in het voetbal rondloopt.’ Diepe zucht weer. ‘Ik ben depressief geweest. Nu gaat het beter. Ik heb een mooi leven. Maar ja, er ontbreekt wel iets. Wat ik het meest mis, is de kameraadschap. Weet je wat het ergste is? Dat ik geen afscheid heb kunnen nemen van het voetbal. Andere mensen hebben mijn lot voor me bepaald.’ Zijn trouwe honden-ogen zijn waterig geworden. ‘Ik mis het voetbal zo. Maar wie weet. Als vandaag een club belt, dan sta ik morgen op het trainingsveld.’
Weet je wat het ergste is? Dat ik geen afscheid heb kunnen nemen van het voetbal
Net op dat moment gaat zijn telefoon. De blik van Calderwood klaart op. Het zal toch niet? Het is zijn partner Yvonne, die er een werkdag op heeft zitten als nieuwbouwmakelaar en belt om te zeggen dat ze zo naar huis komt. ‘Ja, het is ongelooflijk maar waar, maar hij heeft het kunnen vinden’, zegt Calderwood, knipogend naar zijn bezoek. ‘Ik kan hier in de buurt nooit de weg vinden. En ik woon hier toch al zes maanden. Of twaalf maanden, of drie jaar. Oké love, tot straks.’
Vier jaar geleden verliet Calderwood zijn echtgenote voor Yvonne. De manier waarop dat gebeurde, zorgde voor een smullende Schotse schandaalpers en een verstoorde relatie met zijn vier kinderen. ‘Het is klote hoe dingen gelopen zijn, maar ik ben heel blij met Yvonne. Ze is een fantastische vrouw en zorgt heel goed voor me.’ Samen gingen ze dit jaar al op vakantie naar Marbella en Florida. Zo onderhield Calderwood de Trumpiaanse oranje tint waar hij in eigen land om bekendstaat. De moeilijke jaren hebben hem getekend, maar hij doet zijn best om fit te blijven. ‘Drie keer in de week ga ik naar de sportschool. Daar beul ik me dan een uur of twee af. Dat is goed voor me, en het leidt af. Verder kijk ik vooral veel voetbal op tv. En ik heb een seizoenkaart voor Rangers aangeschaft. Ik ben wel een beetje bang dat ik me op de tribune vooral zal zitten verbijten. Van het niveau in Schotland word je sowieso niet vrolijk, en dan is Celtic ook nog eens oppermachtig. De komende tien jaar zullen we ze niet achterhalen.’
Alzheimer
Tijdens het gesprek is duidelijk geworden dat zijn geheugen hem af en toe in de steek laat. De leeftijd van zijn vriendin, het beroep van zijn vader, de laatste keer dat hij in Nederland was... Calderwood weet het wel, maar hij kan er even niet opkomen. Sommige anekdotes komen een tweede keer voorbij. En dan is er dus die onvermijdelijke vraag. Over Alzheimer en wat de ziekte doet met zijn leven.
Als Calderwood en zijn vriendin even later van de schrik zijn bekomen en overlegd hebben wat ze zullen doen, besluiten ze samen te vertellen over de ziekte. ‘Vier jaar geleden, toen we net samen waren, merkte ik al dat Jim vaak in herhaling viel’, zegt Yvonne (60). ‘Ook vergat hij dingen. We doen het allemaal weleens, maar bij hem gebeurde het constant. Toen dat steeds vaker voorkwam, zijn we toch maar eens naar de dokter gegaan. We dachten dat het allemaal wel mee zou vallen. En toen kwam de diagnose: Alzheimer. Dat is nu tweeënhalf jaar geleden.’
Calderwood: ‘Dat was een klap natuurlijk. Ik had niks in de gaten gehad. Maar ik kon mijn lot ook snel accepteren. Ik voel me prima, moet alleen elke dag een pilletje slikken. Af en toe vergeet ik wat. Maar niet als het over voetbal gaat!’ Yvonne knikt. ‘Dat is wel heel frappant. Jim kan je uitgebreid vertellen over voetballers, wedstrijden, uitslagen en doelpuntenmakers, en het zal allemaal kloppen. Maar iets wat hij vanochtend heeft gedaan, kan hij nu vergeten zijn. Apart is ook dat Jim in het Schots tegenwoordig nog weleens naar de juiste woorden moet zoeken. Terwijl hij het Nederlands nog altijd vloeiend beheerst.’ Naast haar klinkt gelach. ‘Ik heb zoveel moeite moeten doen om dat ellendige taaltje onder de knie te krijgen, dat gaat er nooit meer uit.’
Ik voel me prima, moet alleen elke dag een pilletje slikken. Af en toe vergeet ik wat. Maar niet als het over voetbal gaat!
Calderwood weet dat zijn ziekte hem op de hielen zit. De tijd knaagt onverbiddelijk door aan zijn geheugen. ‘Ik ben niet meer zo scherp als vroeger, dat is klote.’ Op 22 april van dit jaar werd hij geconfronteerd met zijn eigen beperkingen, toen hij op de Schotse tv aanschoof om de bekerwedstrijd Aberdeen-Hibernian te analyseren. ‘Het ging helemaal niet goed. Ik voelde me niet op mijn gemak. Vroeger deed ik heel veel tv en was het voor mij nooit een probleem een uitzending vol te lullen. Nu schaamde ik me om die duizend pond aan te nemen voor mijn medewerking.’ Volgens Yvonne ging het die avond helemaal niet zo slecht als Calderwood zegt. ‘Mijn zoon is altijd eerlijk en kritisch. Hij keek ook en vond Jimmy wel vrij rustig, maar inhoudelijk hartstikke goed.’ De oud-prof slaat zijn ogen neer. ‘Het is niet dat mijn geheugen die dag me in de steek liet, maar mijn vertrouwen was weg. Dat is niks voor mij.’
Hij leeft nu van dag tot dag en wil zijn aftakeling zo lang mogelijk uitstellen. Onder meer door de frequente bezoekjes aan de sportschool. Zijn vriendin probeert hem gezond te laten eten. Dat lukt nog niet helemaal. Groente en salade zijn aan Calderwood niet besteed. ‘I don’t like greens. Ze doen me denken aan Celtic’, lacht hij. Yvonne rolt demonstratief met haar ogen. ‘Af en toe is hij net een groot kind.’ Maar zijn lach doet haar goed. ‘Jim is doorgaans heel positief onder zijn situatie. Het gaat tot dusverre ook goed met hem. De meeste mensen zullen niks aan Jim merken. Hij loopt niet door het huis te dwalen of zo. Het zit in kleine dingen. Dat hij mijn dochter vraagt wat ze gisteravond heeft gedaan en even later dezelfde vraag stelt. Verder nemen we de ziekte zoals die komt. Niet gaan spitten op Google. We hopen gewoon dat we nog heel veel goede jaren samen voor de boeg hebben. Ons is verteld dat mensen die rond hun zestigste de diagnose Alzheimer krijgen, best twintig jaar kunnen voortleven met de ziekte. De eerste tien jaar moet je proberen dubbel te genieten, want dan vallen de klachten doorgaans mee.’
Koppig
Ze hoopt dat Calderwood de komende jaren onder meer de band met zijn kinderen, die alle vier in Nederland wonen, kan herstellen. Met zoon Scott, oud-prof van Willem II en Heracles Almelo, is er in ieder geval weer voorzichtig contact. ‘Dat is een begin. Maar Jim is geen gemakkelijke. Hij is zo koppig.’
‘Wie, ik?’
‘Jij ja. Met het voetbal net zo. Hoe vaak heb ik je niet gezegd dat je zelf initiatieven moet nemen om ergens aan de bak te komen? Brieven sturen, kaartjes uitdelen.’ Calderwood maakt een wegwerpgebaar. ‘Zo ben ik niet.’
Buiten hun eigen kinderen en een enkele vriend hebben ze nooit iemand ingelicht over zijn ziekte. Yvonne: ‘We gingen er toch van uit dat dat de Schotse kranten er snel lucht van zouden krijgen en zetten ons schrap voor wat komen ging. Maar er kwam helemaal niks.’ Calderwood: ‘Het verbaast me dat mensen in Nederland het blijkbaar wél wisten. Niemand heeft me gebeld. Maar ik ben blij dat we er nu eindelijk over kunnen praten. Toevallig had ik het er vorige week nog over met Yvonne. Nu voel ik me nog goed en kan ik ervaringen delen. Vertellen over wat er met me aan de hand is. Die behoefte heb ik nu heel sterk. Ik hoop dat ik iets kan betekenen voor andere mensen.’
Calderwood wil zijn hersenen na zijn dood ter beschikking stellen aan de wetenschap. Ook heeft hij zich voorgenomen een dagboek bij te houden van zijn ziekteproces. Op die manier hoopt hij een bijdrage te kunnen leveren aan nieuwe inzichten. Maar hij wil vooral helpen om meer aandacht te vragen voor de gevaren van Alzheimer in het voetbal.
Hersenschade in de sport
In de Britse pers verschijnen steeds vaker artikelen over oud-spelers die aan de ziekte lijden. Onder hen drie leden van het Engelse team dat in 1966 de Wereldbeker won: Martin Peters, Nobby Stiles en Ray Wilson. De voormalige ster-voetballers Danny Blanchflower en Jeff Astle overleden nadat ze al op middelbare leeftijd door Alzheimer waren getroffen. De dood van laatstgenoemde, vijftien jaar geleden, leidde tot de oprichting van de Jeff Astle Foundation, om onderzoek naar hersenschade in de sport te bevorderen. Vorig jaar had de stichting al ruim driehonderd voorbeelden vergaard van oud-voetballers met Alzheimer. ‘Het topje van de ijsberg, mogelijk gaat het om duizenden gevallen’, aldus Dawn Astle, dochter van West Bromwich Albion-icoon Jeff.
Mijn artsen waren er duidelijk over: de kans is heel groot dat mijn ziekte veroorzaakt is door het vele koppen
Calderwood herinnert zich landgenoot Frank Kopel, drie jaar geleden gestorven aan de gevolgen van Alzheimer. De oud-verdediger van Dundee United en Manchester United was pas 65 jaar. Duitsland schrok op van het bericht over de dementerende Gerd Müller. Michel van Egmond schreef in VI over het tragische lot van Wout Holverda, als vijftiger gediagnosticeerd met wat eerder gold als een typische ouderdomsziekte. Het nieuws over zijn voormalige ploeggenoot van Sparta is Calderwood ontgaan. ‘Wout ook, ja? Meen je dat nou? Verdomme. Zo’n goeie gozer. Ik moet binnenkort maar eens contact met hem opnemen. Het is geen toeval dat zoveel oud-voetballers zo jong met Alzheimer te maken krijgen. Mijn artsen waren er duidelijk over: de kans is heel groot dat mijn ziekte veroorzaakt is door het vele koppen. Je hoort het telkens weer. Wout was ook een echte kopspecialist. Ik niet zozeer als hij, ik ben ook niet zo lang, maar ik heb op het middenveld ook talloze luchtduels uitgevochten. In mijn jeugdjaren heb ik die die ouderwetse leren ballen nog meegemaakt. Vooral in de regen werden die krengen loodzwaar. Als je een paar van die dingen had weggekopt, ging je met hoofdpijn van het veld. Achteraf is dat allemaal erg onverantwoord geweest. Maar we wisten niet beter. Nu is dat anders.’
Kopgalg
Wereldwijd bewezen onderzoekers inmiddels dat het koppen van de bal inderdaad schadelijk kan zijn voor de hersenontwikkeling. De Engelse spelersvakbond drong al aan op het uitbannen van koppen bij jeugdwedstrijden, vooralsnog zonder succes. In de Verenigde Staten bestaat sinds twee jaar wél een kopverbod voor spelers onder de tien. Calderwood vindt dat andere landen dat voorbeeld zo snel mogelijk moeten volgen. ‘Ik ben voor het afschaffen van koppen in het jeugdvoetbal. Tot een jaar of zestien dus, ja. Een rigoureuze maatregel, die het spel zoals we dat nu kennen zal veranderen, maar de gezondheid van mensen staat op het spel. Een belangrijker argument bestaat niet. Nog altijd maken clubs gebruik van een kopgalg. Dat is met de kennis van nu helemaal onbegrijpelijk. Die dingen moeten als eerste worden verboden.’
Ik zit niet te wachten op medelijden. Wat ik wil is aandacht vragen voor Alzheimer en helpen om het voetbal veiliger te maken
Zo wil hij de komende periode het voortouw nemen in een belangrijke discussie. Maar eerst de media in eigen land informeren over zijn ziekte. Calderwood geeft, zodra dit verhaal is verschenen, een persconferentie in Glasgow. ‘Vervolgens stappen we eerst in het vliegtuig om alles een paar weken te laten bezinken. Daarna is het tijd voor de volgende stap. Ik zit niet te wachten op medelijden. Wat ik wil is aandacht vragen voor Alzheimer en helpen om het voetbal veiliger te maken.’
Eén vraag dringt zich nog wel op: al die teksten van hem eerder vanmiddag, over dat hij zo graag weer als trainer aan de slag wil, hoe vallen die te rijmen met wat daarna op tafel kwam? Calderwood zwijgt eventjes. ‘Diep van binnen wil ik niks liever. En ik denk dat het ook best nog moet kunnen, met een goede assistent. Over voetbal maakt niemand me wat wijs.’ Zachtjes knijpt hij in zijn bankstel. ‘Maar als ik heel, heel eerlijk ben: ik moet het niet meer willen.’