Ik weet nog precies wat ik ooit voelde toen ik in dit tijdschrift een lange reportage over huttenbouwer Gertjan Verbeek las. Alleen de foto’s zouden al genoeg zijn geweest. Ik herinner mij een open plek in het bos en een houten huis dat je ook altijd in Amerikaanse films over doorgedraaide Vietnam-veteranen ziet.
Precies in zo een huis als Gertjan Verbeek bouwde, heeft Taylor Swift ooit haar beste album opgenomen. Ik denk dat Swift en Verbeek veel met elkaar gemeen hebben. Allebei waren ze de mensen zat die om hen heen draaiden en allebei leverden ze hun beste werk in totale afzondering. In een houten huisje zoals Verbeek bouwde, nam Swift haar allerbeste werk op.
Dat verlangen naar rust midden in een sociaal gekkenhuis ontroerde mij. Hij zal het niet graag lezen, Gertjan, maar als ik hem ooit tegenkom, dan druk ik hem aan mijn borst en dan zeg ik: Ja, jongen, kom maar, laat maar lopen die tranen, goed zo, ja, veeg je neus maar aan mijn trui af. Het is goed, jongen. Het is gezien, Gertjan. Je deugt. We zullen je niet beoordelen op je leven als coach, maar op je leven als bosmens. Ja, jongen, huil maar, met lange halen. Het is goed zo.’