Bij KNVB-voorzitter Michael van Praag gaan de gedachten deze dagen extra vaak terug naar de geschiedenis van zijn familie. In VI Rebound een openhartig gesprek met de bestuurder, die wij interviewden in de zomer van 2012. De Oranje-internationals bezochten tijdens de voorbereiding op het EK in Polen en Oekraïne voormalig concentratiekamp Auschwitz. Van Praag stond voor het eerst in zijn leven op de plaats waar vijf familieleden in de gaskamers een afschuwelijke dood stierven.
Denk eens aan vijf mensen die u liefheeft. Aan vijf familieleden bijvoorbeeld. En denk dan hoe ze in een doucheruimte worden gedreven en vergast. Uw kinderen, uw ouders, uw geliefde.
Alleen de woorden intikken is al pijnlijk. Het is onvoorstelbaar. Maar het gebeurde. En dat mogen we niet vergeten. Morgen staat er voor de spelers van het Nederlands elftal een bezoek aan het voormalige concentratiekamp Auschwitz op het programma. Met in hun midden een man die het moeilijk zal krijgen. KNVB-voorzitter Michael van Praag bezoekt voor het eerst de plaats waar zijn familieleden hun laatste adem uitbliezen. Wij verzochten hem zijn verhaal te vertellen. Hij stemde in. ‘Want dit mag nooit meer gebeuren.’
Amsterdam, 1943
Buiten kraken de houten banden van de fietsen. In zichzelf gekeerd rijden de berijders langs het fotozaakje op de Overtoom. Het hoofd diep in de kraag. In de verte fluiten de vogels in het Vondelpark. Zo nu en dan loopt een klant naar binnen. Het belletje gaat. Een paar meter hoger verstijft een man. Hij zit op een stoel. Eén dag, twee dagen, vijftig dagen, honderd dagen. Hij zit er al lang. Maar hoe lang? Hij is de tel kwijt. De man zit op een stoel en mag niet bewegen. Niemand mag hem horen. 61 duizend mensen worden deze jaren afgevoerd uit Amsterdam. Hij is Joods. En net als Anne Frank en vele anderen verstopt hij zich. Hij hoort trams, postbodes, lachende kinderen, de laarzen van marcherende soldaten van de Wehrmacht. Hij hoort zoveel. Zo dichtbij en toch zo ver weg. Buiten spieden de landwachters, voor zeven gulden vijftig per aangegeven Jood gaan ze ver. Dagelijks zit hij in pak op de stoel, verroeren kan hij zich niet, want een kraakje in de vloer kan hem al verraden. Een opkomende kriebelhoest zorgt al voor paniek. Behalve bang is hij kwaad. Op die Duitser die hem zomaar zijn platenzaak heeft afgepakt. Hij heeft een koffer bij zich met vijf kostuums en de Nederlandse vlag. Elke dag wisselt hij zorgvuldig van pak, doet zijn stropdas om, vouwt de kleren van gisteren precies op en gaat weer zitten. Twee jaar houdt hij dat zo vol.
Amsterdam, 2012
De man overleefde. Direct na de oorlog kreeg hij een zoon. Die zit tegenover ons. Michael van Praag: ‘Ik ken dat verhaal pas sinds begin jaren negentig. Toen belde een vrouw uit Zandvoort me op naar aanleiding van een tv-uitzending. Daarin was me gevraagd naar de oorlog. Ik kon alleen maar zeggen dat de oorlog een groot zwart gat voor me was.’ Ze vertelt dat vader Jaap van Praag bij haar ouders was ondergedoken. Jaap van Praag zou trots op hem zijn. Michael van Praag is anno 2012 voorzitter van de KNVB. Ook deze Van Praag zie je altijd keurig in pak. Een charmeur. Ook een man die zich moeiteloos onder alle omstandigheden handhaaft. Een man die al vanaf zijn kindertijd pakken moest dragen van zijn vader. We zijn weer in Amsterdam. Of beter gezegd nog steeds. Een maand geleden stroomden de straten weer vol. Niet met Duitse soldaten, maar met uitgelaten voetbalfans. De gezangen kaatsten over de Overtoom, over het Spui, over de Dam. Joden, Joden, Joden. Superjoden. Ajax was weer kampioen. Ook Michael van Praag liep door de stad. ‘En dat blijft het toch apart om volwassen mannen met Israëlische vlaggen te zien lopen en trots Joden, Joden te horen zingen.’
Zelf werd hij in 1947 geboren. ‘Misschien zou ik zonder oorlog wel Moos hebben geheten. Maar mijn vader was de Amerikanen zo dankbaar. Ik denk dat hij me daarom Michael heeft genoemd. Maar misschien was hij ook een van de vele mensen die bang waren om hun kinderen nog Joodse namen te geven. De oorlog was dan wel voorbij, maar de angst bleef.’ Van Praag vindt het belangrijk om te praten over de oorlog. Opdat we nooit vergeten. Maar liefst vijf familieleden stierven in Auschwitz. Onder wie de ouders en de zus van zijn vader Jaap. Die ging na de bevrijding op zoek, maar hoorde al snel dat hij als wees verder moest. ‘Over de oorlog werd nauwelijks gepraat, als ik ernaar vroeg wendde mijn vader zijn gezicht af. Ja, voor de oorlog was zijn zaak in beslag genomen door de bezetter. In één klap was hij alles kwijt. Maar wat tijdens de oorlog was gebeurd… Geen idee.’ Michael van Praag kan er nog steeds niet helemaal bij. Het oorlogsverleden van zijn vader. ‘Nooit. Nooit. Geen woord. En dat terwijl hij altijd juist goed was in contacten. Altijd een grap, altijd een lach. Voorzitter van Ajax. Een bekende in het Amsterdamse leven. Als ik ergens ben voor de UEFA zijn er altijd mensen die mij aan hem herinneren. Nu nog.’
Maar de oorlog had wel degelijk diepe sporen nagelaten. Geen wonder. Er was zo veel te vertellen. De benauwdste nacht van zijn leven beleefde Jaap van Praag toen ’s avonds eens de deurbel ging. Ze kwamen voor iemand anders. Een verzetsman genaamd Toon Renes. De SD (Sicherheitsdienst) haalde het hele huis overhoop en de oude Van Praag zat nauwelijks ademend in een hokje. De arme Renes wordt gevonden en verricht zijn laatste heldendaad. Op de een of andere manier slaagt hij erin het slot van het hokje nog open te maken. Anders had Van Praag nooit meer uit de holle ruimte kunnen komen. En was er geen Michael geweest. Jaap komt dankzij het verzet op de Overtoom terecht. De spanning is bijna ondraaglijk. Hij heeft veel om over na te denken. Zijn vrouw Lenie schijnt officieel van hem te zijn gescheiden, wat in die dagen eenvoudig is als je met een Jood bent getrouwd. Pas als de winkel is gesloten, kan hij wat bewegen. Hij haalt er het einde van de oorlog. Als de tanks de straten binnenrollen, ruilt hij een pakje shag voor een houten fiets. Een vriend van zijn vader komt op hem af en zegt: ‘Jammer dat je vader en moeder dit niet mogen beleven.’ Zo hoort Jaap van Praag dat zijn ouders zijn vermoord.
Vermoord in Auschwitz. Daar waar Robin van Persie, Arjen Robben, Ron Vlaar en al die anderen deze week staan. Maar de ogen zullen toch naar Michael van Praag gaan. Wat zal het met hem doen? Zijn hele leven vond hij al redenen om niet te gaan. Wetende dat er toch onvermijdelijk een dag zou komen. Ergens diep in zijn achterhoofd zat het plan om volgend jaar met zijn dochter Nicoline te gaan. Zij wil alles weten over opa. Nicoline is zijn enige kind, twaalf jaar pas. Eens zou hij moeten gaan. Die andere Ajaxbestuurder Uri Coronel deed dat wel en vertelde hem ook te gaan. ‘Ik begrijp het zelf eigenlijk niet. Maar ik ben er nog nooit geweest. Ik had al besloten met mijn dochter Nicoline te gaan. Hoe jong ze ook is, ze weet dat ze daar terecht zijn gekomen. Op school lezen ze erover. Laatst was daar ineens een werkstuk over het verzet. Ik kan wel alleen gaan, maar ik vind het mooier met haar te gaan.’
Dat kan nog steeds. Maar nu is het moment dan toch al daar: ‘Het initiatief komt niet van mij. Ik denk dat het van Bert van Marwijk komt. Dat zou je na moeten vragen. Het zou me niets verbazen. Een goede trainer, maar ook een man die verder kijkt dan voetbal alleen. Ik vind het wel prachtig. Voetballers hebben een voorbeeldfunctie.’ Weinig mensen die betrokken zijn bij Euro 2012 zullen zo’n familiegeschiedenis hebben als Van Praag. Vijf familieleden verloren, op een uurtje rijden van het spelershotel. Dat maakt het een bijzonder moment voor hem. Baas van de KNVB en dan die plaats bezoeken. ‘Ik vind het heel mooi dat het Nederlands elftal dit doet. Er zijn waarschijnlijk jongens bij de selectie die dat kamp en de geschiedenis heel weinig zeggen. Spelers die er misschien alleen over hebben gelezen. Het is weer een nieuwe generatie. Zij worden gevolgd door zo veel mensen. Die zullen dit ook meekrijgen. Juist nu iedereen Oranje volgt. Ze zullen er met velen zijn. Let maar op. Elke Oranje-fan wordt nu hiermee geconfronteerd. Misschien gaan ze zelf ook kijken. Ik vind het een heel mooi eerbetoon aan de mensen die daar gezeten hebben. Ik vind het zelf ook een signaal vanuit ons. Vanuit de KNVB. Deze geschiedenis moet zich nooit meer herhalen.’
War Trauma Foundation
Michael van Praag zwiert net als senior door het leven. Schijnbaar zorgeloos. Studeren bestond vooral uit feestjes. Meerdere huwelijken hoorden er daarna bij. Met dezelfde charismatische eigenschappen, de netwerken die er al lagen en dezelfde perfecte kleding als zijn vader, kostte het Van Praag weinig moeite hoog op de maatschappelijke ladder te klimmen. Voorzitter van Ajax, eigenaar van een keten winkels op Schiphol en andere vliegvelden. Toch knaagde er ergens ver weg iets. Halverwege de jaren negentig was hij dan ook blij met de uitnodiging van het War Trauma Foundation om wat voor hen te gaan doen. ‘Sprak me enorm aan. Ik zat altijd bij Ajax. In dat kleine voetbalwereldje. Ik wilde ook wat anders doen. Maatschappelijke betrokkenheid tonen. Dit trok me heel erg. Mensen die in armoede leven en geen eten hebben, moet je in eerste instantie natuurlijk heel praktisch helpen. Maar daarna is er meer. Het fonds leidt mensen op om getraumatiseerde mensen te kunnen helpen. In Soedan en overal ter wereld. De wortels van de Foundation liggen ook bij overlevenden van de Tweede Wereldoorlog. Daarom trok ik het me ook zo aan. Wat gebeurt er in het hoofd van mensen die uit een oorlog komen? Dat moet vol zitten met beelden en herinneringen. Die nemen ze mee.’ Dat heeft de voorzitter van de KNVB thuis met eigen ogen kunnen aanschouwen. Zijn vader zweeg in alle talen over de verschrikkingen van de oorlog. Laat staan dat hij iets over Auschwitz wilde zeggen. ‘Het is het verhaal van velen in zijn generatie. Het was te domweg te verschrikkelijk om over te praten. Hoe vertel je zoiets aan je eigen kind?’
'Mijn vader was getraumatiseerd door de oorlog. Dat kan niet anders. Kennelijk kon hij alleen verder door radicaal met het verleden te breken en rigoureus te zwijgen.'
Van Praag knikt. In zijn jeugd leek de oorlog nauwelijks een rol te spelen. Ja, iedereen keek documentaires, was op zoek naar foto’s en sporen van familieleden. Maar verder? Hoe ouder Michael werd, hoe meer hij het is gaan begrijpen. Films, boeken, verhalen. ‘Mijn vader was getraumatiseerd door de oorlog. Dat kan niet anders. Kennelijk kon hij alleen verder door radicaal met het verleden te breken en rigoureus te zwijgen. Hij was alles kwijt. Zijn vrouw, zijn zaak, zijn familie. Naar buiten toe was hij vrolijk, ik hoor mensen dagelijks nog over zijn grappen. Maar, wie kon hem helpen? Misschien wilde hij dat wel helemaal niet. Ik ben geen psycholoog. Wanneer is iemand getraumatiseerd? Laat ik me beperken tot de oorlog. Dan zeg ik: Ja, dat was hij. Op andere gebieden leek hij in ieder geval niet getraumatiseerd. Eerder vastberaden iets van zijn leven te maken. Om zich nooit meer wat af te laten pakken. Hij onderhandelde als geen ander. Hij was een geinponem. Ik zag hem van dichtbij. Hij had eigenlijk voortdurend ongelooflijke lol. Daar stond hij ook om bekend. Scheidsrechters uit het Oostblok moesten vaak via Amsterdam overstappen. Mijn vader stond altijd bij de gate, dan nam hij ze mee en gaf hij ze eten. Dan kocht hij kranten voor ze. Die mensen hadden geen geld op zak en hij bleef echt uren met ze weg. Hij heeft zich op dat punt populair gemaakt. Echt een fantastische vader, maar als het over de oorlog ging, sloot het boek. Vragen had geen zin, dan wendde hij zijn gezicht af. Zelfs mijn eigen moeder wist niks. Als je dat tot je laat doordringen… Hij besprak het met zijn eigen vrouw niet. En zo zijn er veel meer mensen die na de oorlog zwegen. Daarom vind ik het gaaf dat hij nog zo veel van zijn leven heeft gemaakt.’
Hij zwijgt. Er komt nieuwe koffie. Een schaal mergpijpjes ook. ‘Weet je wat het is. Ik wil nu zelf graag Joods zijn’. Een opmerkelijke uitspraak. Hij zwijgt even. Van Praag weet hoe hij een boodschap moet overbrengen. De ogen staan rustig. Michael van Praag is naar de letter geen Jood. Dat ben je als je moeder Joods is. Hij zou het niet erg hebben gevonden als hij een Joodse naam had gekregen. Ergo: ‘Ik voel me Joods. Steeds meer. Al ben ik naar de letter geen Jood. Ik wil het graag zijn. Als mensen het me vragen zeg ik: Ik ben Jood. Het trekt mij. Hoe ouder ik word, hoe meer ik dat voel. Ik ben nooit Joods opgevoed. Ik ging hoogstens naar de sjoel als er met een vriend iets te vieren was. Later in mijn studententijd kwam ik op Joodse bruiloften en bar mitswa’s. Toen vond ik dat al leuk. Ik speelde in een band. Dan zag ik vanaf het podium hoe de bruid en bruidegom op stoelen boven de hoofden van hun familie en vrienden door de zaal werden gedragen. Dan zat ik te genieten. Zo’n hora is leuker dan een foxtrotje. Maar ik legde nog geen verbanden.’
Veel zocht hij er niet achter. Lang negeerde hij zijn wortels. Hij was er domweg niet mee bezig. Maar naarmate de jaren zich aaneenregen, groeide de affiniteit met de Joodse gemeenschap. Het moment dat dit omsloeg in identificatie weet hij zich nog als de dag van gisteren te herinneren. Het was in 1998. Dat sleutelmoment was in Sint-Petersburg. De bliksem sloeg in. Hij was Jood. ‘Ik had toen elektronicawinkels op Schiphol. Ik wilde uitbreiden. Ik daar naartoe. Dat was toen nog een hele onderneming achter het IJzeren Gordijn. Ik kende een Nederlander die daar al jaren zaken deed in mode. Hij wilde me wel introduceren bij een Russische familie. Dat waren echte Joodse mensen, die leefden volgens de tradities. Zij begonnen me naar goed Russisch gebruik direct dronken te voeren. Als gast moet je drinken. Op zaterdag vroegen ze of ik mee ging naar de sjoel. Natuurlijk ging ik mee. Dat bleek in een heel oud gebouwtje te zijn. Anton Pieck-stijl. Raampjes met barsten. Dat werk. In een hoekje aan een vleugel zag ik een oude Joodse man. Met een lange baard. Die zat rustig bij het kaarslicht te lezen aan een vleugel. Ik voelde me daar zo thuis. Ik wist: Ik ben Joods. Ik wil dit. Ik ben dit. Terwijl dat door me heen ging, werd ik verder naar binnen gebracht. Ze zeiden: “We roepen je op. Jij moet ook voorlezen”. Ik zei nog dat ik het niet eens kon lezen. Laat staan voordragen. En daar stond ik voor 120 mensen en godzijdank kwam die man, bij wie ik te gast was, me helpen. Hij vertelde wat er stond en hoe ik het kon voorlezen. Het klinkt vreemd. Maar nu nog kan ik dat terughalen. Ik was de gelukkigste mens op aarde. Ik was thuis. Het was een bevestiging van wat ik al eerder had gevoeld. Ik overwoog zelfs uit te komen. Zo heet dat. Dan kun je compenseren dat je geen Joodse moeder hebt. Maar dat vergt erg veel studie, tijd en doorzettingsvermogen. Dan moet je lessen volgen, dat vergt veel afspraken en aanwezigheid. Elke zaterdag moet je er zijn. Dat duurt jaren. Dat heb ik nooit gedaan, daar heb ik spijt van. Dat mag je best weten. Nu kan het niet meer. Ik heb mijn handen al vol aan een studie FransDe bekering in Sint-Petersburg maakte zijn vader niet meer mee. In 1987 overleed hij na een auto-ongeluk. Hij nam veel geheimen mee zijn graf in. ‘Het enige wat hij me heeft verteld, is dat zijn bedrijf in beslag was genomen. We wisten dat hij ondergedoken had gezeten. Hij moet angsten gehad hebben en weet ik wat allemaal.’
Antisemitisme in stadions
Het levenspad kent vreemde wegen. Zoon werd net als vader voorzitter van Ajax en zag zich geconfronteerd met een opkomend antisemitisme in de stadions. Gericht tegen zijn club. Hakenkruisen, sissende gasgeluiden. Veel oudere mensen raakten enorm van streek. ‘Dan kom je bij de Jodenclub. In zijn tijd was Ajax wel een Joodse club. Op de tribune zaten veel Joden. Maar daar was niets vreemds aan. Dat werd ook niet uitgedragen, dat was gewoon zo.’ Maar de maatschappij veranderde, werd harder. En de voetbalstadions leken een brandpunt. Ajax werd het Israël van Nederland. En Joden de scheldnaam die in ieder Nederlands stadion luidkeels gezongen werd. De Ajax-aanhang reageerde op zijn Amsterdams. Met bluf. Israëlische vlaggen namen fans mee de stadions in. Israëlische liederen zongen ze massaal. Davidsterren werden het tweede logo van de club. Dezelfde sterren die Joden in de oorlog moesten dragen. De situatie was pijnlijk en bizar en duurt tot de dag van vandaag. Hij knikt. ‘Dat Joden, Joden begon pas in mijn tijd als voorzitter. Dat heb ik weer.’ Het verhaal is eigenlijk zo vreemd dat je er geen boek over zou kunnen schrijven. Een te onwaarschijnlijk plot. Van Praag is net als zijn vader iemand die naar buiten toe vooral de lichtheid van het bestaan wil benadrukken. Lang trachtte hij er iets aan te doen. Nu kiest hij de pragmatische weg. ‘Het is een geuzennaam. Ik heb goede contacten met supporters. Ik sprak ze erop aan, maar ja, dan keken ze me aan alsof ik gek was: Michael wat is het probleem nou? Ik vertelde dan dat er bij veel mensen door die gezangen oude wonden opengingen en dat het, als je de oorlog hebt meegemaakt, door je hart snijdt. Dan zeiden ze: “Je snapt het niet. We zijn er trots op. Mijn vader heeft ook Joden geholpen in de oorlog, dus wat wil je nou?” Zo verliepen die gesprekken. Ik ben er dan ook van overtuigd dat het niet antisemitisch bedoeld is. Ik weet dat veel mensen er anders over denken. Ik weet ook dat het mensen pijn doet. Maar ik heb geen problemen met die uitingen over Joden op de tribunes. Het is voetbaltaal.’
De oorlog is allang voorbij. ‘Maar we moeten alert blijven. Gewoon in je eigen omgeving. Zoals bij mij in Bentveld, vlakbij Zandvoort. Echt waar. Ergens vorig jaar.’ De verbijstering spat van zijn gezicht. ‘Die man had een vergunning aangevraagd voor een poort. Weet je wat die mijnheer had laten maken? Een replica van de poort van het concentratiekamp Bergen Belsen. Bij de ingang van zijn landgoed stonden die beruchte woorden, die ook bij de ingang van dat kamp stonden: Arbeit macht Frei. De pilaren waren een soort schoorstenen. Die mensen heb je dus nog. Hij vond het kunst. Dus die dingen komen ook nog voor.’