Het mooie van een volksclub is dat er altijd iets aan de hand is. Supporters roeren zich bij het minste of geringste. In woord en daad steunen ze de spelers in goede tijden en roepen hen tot de orde bij slechte resultaten. De liefde voor de club is leidend. In naam van de club is alles geoorloofd, zo lijkt het vaak.
Bij Feyenoord zie je dezer dagen de schoonheid van de volksclub. Schitterende beelden van supporters die in Arnhem verdeeld over alle vakken hun club toejuichten. Ze zwaaiden naar elkaar – je kreeg het idee dat Feyenoord een thuiswedstrijd speelde. Zoals dat ook zal gebeuren op 7 mei wanneer de massa naar het piepkleine stadion van Excelsior trekt. Daar kan Feyenoord al kampioen worden. En dan zullen ze allemaal dansen: de mannen met de capuchons naast de mannen in pak. Want fan zijn ze allemaal.
Bij NEC zie je dezer dagen de schaduwzijde van een volksclub. Ook hier beelden van supporters, maar dan woedende. Eerst kwamen ze de kleedkamer in om verhaal te halen, toen dat niet hielp barricadeerden ze het stadion. Luid roepend om verklaringen. Ze eisten meer inzet, betere resultaten. Na de 1-0 nederlaag tegen Excelsior is de nacompetitie bijna niet meer te ontwijken. Ze waren razend. Trainer Peter Hyballa nam, net als die keer in de kleedkamer, als enige verantwoordelijke bij NEC het woord. Hij probeerde de fans tot kalmte te manen, probeerde hen tot rede te brengen. Het lukte niet.