Van alle kanten werd Martin Koopman overladen met felicitaties. Begin dit jaar, op zijn 63ste, mocht hij zich bondscoach noemen van de Malediven. Hij ging een betaalde vakantie op een tropisch eiland tegemoet, was de strekking van de meeste reacties. Zelf keek de globetrotter uit Wezep ook handenwrijvend uit naar zijn klus op de eilandengroep. De nummer 155 van de wereldranglijst had stoute plannen, Koopman en zijn assistent René ‘broer van’ Hiddink werden groots onthaald en de internationals zouden van hun dagelijkse werkzaamheden worden vrijgesteld om zich door het Nederlandse duo te laten kneden. En och, tussendoor af en toe uitblazen onder een palmboompje, dat vond Koopman ook geen vervelende gedachte. Het liep allemaal wat anders.
‘Eerst even dit’, zegt de man die net voor de eeuwwisseling FC Den Bosch en Veendam trainde en daarna als coach de wereld over zwierf. ‘Ik weet wat er op dit moment overal gebeurt. Zie beelden van mensen die in Nederland voor een verzorgingstehuis staan te zwaaien. Daarbinnen liggen hun ouders te wachten op de dood. Mijn vader zit ook in het bejaardentehuis. Ik volg het nieuws en houd mijn hart vast. Als ik dan naar onze situatie hier kijk, denk ik: wat hebben wij nou eigenlijk te klagen? Helemaal niks.’ Dat is eruit. ‘Maar we zitten hier wel in een heel slecht verhaal.’